Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd[24 Juni 1803]VRYDAG den 24e JUNY. Heden morgen was de twede byeenkomstGa naar voetnoot481 tusschen den Gouverneur en de Kafferkoning. De Generaal had zich in zyn tent geplaatst, omringd van de militaire officieren, de heer Van Rheenen en de burger commandanten. Koning Gaicka die wy verwagt hadden dat zich in het fraay Europisch tooysel van de vorige dag zoude vertoond hebben, had tog te veel gevoel van de koninglyke waardigheid die hy by deze vergadering moest aannemen, dan dat hy zich als aan ons verplicht met onze geschenken by de vrede onderhandelingen wilde vertonen, zoo dat hy (zoo als zeer verstandig van hem was ingezien) als onafhangelyk opperhoofd der Kaffer Natie willende verschynen, in zyn koninglyke tygerhuyd met alle zyne koralen omhangen en een kroon van witte koralen op het hoofd in de tent trad, en zich op de voor hem bestemde plaats tegens over de Generaal nederzette omringd van zyne kapiteinen, zyne moeder en twee vrouwen naast hem hebbende. Een groote menigte van zyn onderdanen schaarde zich halve cirkels gewyze agter hem, alle met de wapens aan hunne voeten. Coenraad de Buis benevens een Gonacqua Hottentot, HendrikGa naar voetnoot482 genaamd, waren de tolken tusschen de onderhandelende partyen. Gaicka sprak met veel bezadigheid en gezond verstand; zoodra hem een punt werd voorgelegd, hield hy raad met zyne vertrouwdste kapiteinen en beantwoorde dan met vastheid, tusschen beide zeer wyze aanmerkingen makende. Onder meer andere bewyzen van zyn gezond verstand wil ik alleen het volgende ten bydrage doen ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
strekken; de Generaal stelde voor om de tegens hem in opstand zynde en uit zyn Ryk in onze Colonie gevluchte Kafferhoofden met der zelver aanhang wederom vreedsaam onder billyke voorwaarden in zyn Ryk en koninglyke bescherming aantenemen en hunne voorledene opstand tegens zyn persoon en volk te vergeven en vergeten. Na alle zyne redenen tegens het niet toestaan hier van met veel gevoel aangegeven te hebben bragt de Generaal het egter zoo verre; dog toen de Generaal verlangde dat als zy nu in zyn Ryk terugkwamen hy dan het vee, de slaven, en geroofde goederen der Colonisten die zy by zich hadden, aan ons weder zoude uytreyken, richte hy zich met waardigheid op, en vroeg aan den Generaal of het geen dwaaze staatkunde, en wel edelmoedig van hem zoude zyn, om aan lieden die hy met liefde weder zoude aannemen, door het afnemen hunner goederen nieuwe redenen tot ongenoegen te geven; dat hy dit volstrekt weygerde, maar zich wel wilde verbinden om, indien de Generaal met zyn krygsmagt de rebelleerende Kaffers over de Vischrivier tot in Kafferland wilde terug dryven hy dan, als geene vrede met de zelve gemaakt hebbende, hun met geweld alle de goederen der Colonisten zoude afnemen en aan den Generaal doen uytreyken, maar in het eerste geval den Gouverneur rade by wyze van onderhandeling deze goederen van de rebellen aftevergen. Straalt in zulk een antwoord niet meerder door, als men in een onbeschaafde wildeman zoude kunnen vermoeden? Om evenwel een denkbeeld te geven dat zyne aandacht door beuzelingenGa naar voetnoot483 konde afgetrokken worden, zy het genoeg te verhalen, dat toen staande de onderhandelingen, de schildwagten voor des Generaals tent werden afgelost, zyne Majesteit opsprong en derwaerds liep, bewonderende de eenstemmende bewegingen die de soldaten by deze handgrepen maakten. Hy kon zig geen denkbeeld vormen hoe eenige menschen zulke handgrepen by gelyke beweging maakte. Hy floot van plaisier en begaf zich toen weder by ons. Na veele menigvuldige debattenGa naar voetnoot484 kwamen de punten aan het eynde van dit journal bygevoegd, tot stand.Ga naar voetnoot485 Na het afloopen der onderhandelingen gafhy een verbaal van een gepleegde moord, door BezuydenhoutGa naar voetnoot486 aan een zyner Kaffers gedaan. Niets van onze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Kaffer Koning Gaicka’
‘Hottentot Andree Zwart Boye’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Bijeenkomst van den Hoog Ed. Gestr. Heer Generaal J.W. Janssens, Gouverneur van de Kaap de Goede Hoop met het Opperste Hoofd der Kaffers, Gaïka, in het Kafferland, aan de Katrivier, in Bloeimaand van 1803’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reys was zoo belangvol dan de onderhandeling met deze Kaffers. De zeer vernuftige antwoorden van Gaicka en van zyne moeder, toonden duydelik dat zy eenig denkbeeld van regering hebben; vooral is een schending aan de Majesteits des Konings by hun een onvergeeflyke misdaad, dit was ook de reden dat hy zoo gemakkelyk niet wilde toestemmen om vrede met de muitende Kaffers te maken. Zy hadden hem met hassagayen geworpen en gekwetst,Ga naar voetnoot487 en dit was niet mogelyk te vergeven, zonder de straffe des doods tegens den misdadigers te hebben ten uitvoer gebragt. Uit aanmerking egter der verlangens van den Gouverneur gaf hy eindelyk toe, op de wyze zoo als hierboven gezien is. By deze laatste byeenkomste waren gelyk ik gezegd hebbe de Koninginne Moeder benevens de vier vrouwen van Gaicka tegenwoordig, en werd op hun verzoek brandewyn aangeboden. Een der vrouwen dronk hier van zoo buyten maate veel dat zy voor de voeten van haren koninglyken gemaal nederzeeg, het welk in deze deftige vergadering eene belachlyke tusschenposing veroorzaakte. Deze vrouwen zagen er tamelyk goed uyt en waren van een nieuwsgierigen aart; na het afloopen der onderhandelingen kwam een hunner om zich eens op haar gemak in een kapspiegel die redelyk groot was, te aanschouwen. Wy gingen agter haar staan zoo dat zy in de mening zynde, dat niemand haar van voren konde begluren, zich langsamerhand van alle hare kleederen ontdeed, en wonder groot behagen schepte om alle hare natuurlyke verborgene schoonheden in de spiegel te aanschouwen. Wy hielden ons als in gesprek met elkanderen, en zy in gewaande zekerheid dat niemand hare bezigheden bespieden konde, ging lange tyd voort met ons te vermaken. Deze vrouw scheen anders in aanmerking van hare onbeschaafdheidGa naar voetnoot488 redelyk kuysch te wezen. Na het afloopen der zaken werden hun de geschenken uitgereikt, welke de Koning op eene edelmoedige wyze onder zyne Kapiteinen en vrouwen verdeelde. Hy zond daar in tegen vier ossen ten waarborg van vrede aan den Generaal, en kwam des nademiddag afscheid van zyn hoog Edele nemen met toeryking van de hand. Zyn gezigt draagd al de kenmerken van een zeer goed character, en het is te hoopen dat hy door beseffing van zyn eigen belangens de beraamde schikkingen met zoo veel trouw zal nakomen als de oprechtheid in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zyne beloften zulks schynen aanteduiden.Ga naar voetnoot489 Ik had middelerwyl ons verblyf tusschen deze talryke hordens Kaffers, gelegenheid eenige ophelderingen nopens het land, levenswyze, taal, en andere zaken deze natie belangende te krygen, die my opmerkelyk genoeg zyn voorgekomen om plaats in dit journal te geven.Ga naar voetnoot490 De legging van het land der Kaffers is te wel bekend om er van te spreken, en de oorsprong van dit volk veel te onzeker om denkbeelden die geen genoegsame grond hebben er van ter neder te stellen; alleen durfd men veilig veronderstellen dat de grond welke zy bewonen niet de oorspronglyke is op welke zy zyn voortgebragt. De waarschynelykheid dezer veronderstelling is gevestigd op de zeer weinige gelykenisse welke de Kaffers hebben ten aanzien hunner nabuuren de Hottentotten, Bosjesmans en Tamboucky's, tusschen welke hun land gelegen is. Daar te boven is hunne levens aart, couleur en taal ten eene male van deze onderscheiden; veel eerder hebben zylieden gebruiken die overeenkomst hebben met de Arabieren en andere meer noordwaards leggende Africaansche volkeren. Dit zy nu hoe het wil, de grond die zy bewoonen is vruchtbaar en wel zoo goed als die in onze volkplanting. De Kaffers zyn schoone en algemeen welgebouwde sterk opgegroeide menschen, minder zwart dan de negers, hebbende eene niet onbevallige koperen couleur, het hair minder wollig en gekroest, en meerder na by den anderen geplant, een hoofd langwerpig rond en niet spits toelopende, geene platte neus, de jukbeenen niet merkbaar vooruytstekende; groote, welgeplante oogen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kleine lippen, zyn de voorname onderscheidingstekenen die den Kaffer uit den Hottentot doen kennen. Zeldzaam hebben wy mans dier natie gezien kleinder dan vyf voet zeven duim à 8 duim. De Kaffervrouwen zyn ook van een oneyndig bevalliger bouw en gelaatstrekken dan de Hottentottinnen, onder welke laatste men afschuwelyke gezichten vind. De byna reusachtige gestalte welke den schryver Barrow in zyne beschreyving van de Kaffers opgeeft, hebben wy dog niet gevonden, maar het is waarschynelyk dat de maat, van deze anders nauwkeurige reyziger niet onze Rhynlandsche is geweest, aangezien alle bomen daar hy de dikte en groey van opgeeftGa naar voetnoot491 door ons algemeen merkelyk dunner en lager zyn bevonden. Da Kaffer schynd gelukkig en te vreden in zyn staat; geene trekken die eene ziel welke rampen drukt, of slegtheid aanduyd, is in hun open gelaat te vinden. Zy genieten eene groote mate van vryheid, en deze zegen is hun draaglyk, om dat zy nog zeer weynige behoeftens hebben, want hoe zeer in verscheiden horden verdeeld die ieder een met zeer uytgebryde macht bekleed opperhoofd hebben, zyn zy dog in de meeste zaken niet gebonden, en volgen hunne byzondere neygingen, hebbende veel eerbied voor hunnen Kapiteinen die dog zelden tot iets belangryks uit hun zelven maar gemeenlyk onder beraadslaging van hunner voornaamste ondergeschikte, besluyten nemen. De machtigste Kapitein word door de overige eene eenigsints meerdere macht toegekend, of liever de machtigste hebben de meeste invloed zoo als alomme, het is vry onzeker of zy immer een gezamentlyk vereenigd lichaam of natie hebben uitgemaakt; meer waarschynelyk is het, dat zy van onheuchelyke tyden in onderscheiden horden verdeeld zyn geweest, zig dog altyd zoo als gezegd is, aan de meest machtigste Kapitein onderwerpende. Het byna eenig en voornaam middel van bestaan is de veefokkery; geheel Zuid Africa is arm in water, der zelver rivieren zyn geringe beken, waar van vele in drooge jaargetyden geheel of gedeeltelyk uytdroogen; hier uit volgd dat hun vee altyd moetende zyn daar water ter drenking voor handen is, de eygenaars veelmaal van grond en verblyf moeten verwisselen, hebbende daar toe groote streeken lands nodig, en kunnende in geen groot aantal of met talryke kuddens by den anderen zyn. De landbouw is by de Kaffer nog in desselvs geboorte; zy zayen een koorn veel gelykenis met onze gierst hebbende, het welk gemalen en tot koeken gemaakt, van redelyk goede smaak is. Zodra zy in oorlog of gevaar zyn, stellen zy zodanig weinig belang in den akkerbouw, dat zy deeze tak van onderhoud dadelyk laten varen, om tot de veyligheid hunner kuddens te waken, blyvende in de omstandigheid somwylen jaren zonder landbouw. Toen den schryver Barrow zich in de loop van zyne reize by Gaicka bevond, welk opperhoofd destyds reeds door de Colonisten als de Koning en Kapitein der Kaffers erkend werd, scheen dog zyne macht nog niet zoo algemeen by zyne natie erkend te wezen, als ter dezer tyd, daar hy by de onderhandelingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met Barrow zich verklaarde wel voor zich zelven maar niet voor de andere Kaffer Kapiteinen die onafhangelyk waren voor de opvolging zyner overeengekomene bepalingen te kunnen instaan; thans sprak deze belangryke Kaffer op eene geheele andere toon, en op zyne aangegroeyde macht steunende, wilde hy nu alle die niet zyn Koninglyk gezag eerbiedigde, als weerspannelingen aangemerkt hebben; zyn recht op deze heerschappy werd door zyn aanhangelingen op de volgende wyze gegrond. Eene Siego zoude de eerste algemeene koning der Kaffers geweest zynGa naar voetnoot492 van wien in een rechte lyn met koninglyk gezag zoude afgestamd zyn PaloGa naar voetnoot493 & Garecka.Ga naar voetnoot494 Van deze laatste weder drie zoonsGa naar voetnoot495 met name Kouta,Ga naar voetnoot496 Chamboussy-GhagabéGa naar voetnoot497 en Umlao,Ga naar voetnoot498 welke eerste na de dood zyns vaders den throon beklom.Ga naar voetnoot499 Deze Kouta had verscheydene zoons waar onder t' Sambée,Ga naar voetnoot500 t' JalouzeGa naar voetnoot501 en andere; dog by de dood van KoutaGa naar voetnoot502 benoemde hy Gaicka, zoon van Umlao, tot den throon, ten prejuditie van t' Sambée en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jalouze.Ga naar voetnoot503 Umlao stierf terwyl Gaicka nog jong was, en zyn oom t' Sambée regeerde gedurende dese minderjarigheid als voogd, dog deze wygerde de regering over te geven toen Gaicka bekwaamheid genoeg bezat zyne eygene zaken te bestieren. Dit veroorzaakte dat de vrienden van den overledene Kouta, door invloed van Gaickas moeder (Koninginne der naburige Tambouckys en weduwe van Umlao) de wapens ten behoeve van Gaicka opnamen; t' Sambée werd geslagen en nam de wyk na zyne broederen, ook kinderen van KoutaGa naar voetnoot504 die hy konde berekenen, even als hy, over de throonbeklimming van Gaicka ontevreden te zyn; in de daad, deze togen gezamentlyk met t' Sambée en hunne horden tegens Gaicka op; maar met het voor hun noodlottig gevolg dat alle de zoonen van Kouta uitgezonderd t'Sambée met vele van de hunnen op het slagveld bleven, terwyl t'Sambée zelve, gevangen en door zyn neef Gaicka, (als nu in zyne koninglyke waardigheid verzekerd) met veel edelmoedigheid werd behandeld, wyzende hem eene plaats aan, en gevende eene goede kudde vee om vreedzaam en rustig zyn onderhoud te kunnen hebben. De onrustige geest van t'Sambée konde tog deze vernedering niet verkroppen. Hy maakte zich heimelyk opnieuws een aanhang, met welke hy op het onverwagts de geruste bezitting van Gaicka weder kwam stooren, dan andermaal werd hy met veel verlies op de vlucht gedreven, en zag zich door de nauwe vervolging van den thans verwoede overwinnaar genooddrongen de wyk met de zyne te nemen over de Groot Visch Rivier, en dus in onze volkplanting, alwaar hy door honger tot wanhoop gebragt, met stropen op de eygendommen der Colonisten een aanvang maakte. Onderscheidene Commandos van ingezetenen werden tegen deze zwervende bende afgezonden (die dagelyks in grooy toenam, uythoofde zich de misnoegde Hottentotten almede tot wraak tegens hunne meesters gedreven, zich by hun voegde en verbitterd tegens de boeren, aanvoerders wierden tot den moord, roof en plundering dezer muitende Kaffers). Alvorens nu de commandos waarvan sommige tweehonderd uuren verre moesten komen, op het toneel dier gruwelen aankwamen, waren de meeste plaatsen reeds verwoest, de bewoneren gemoord en de eygendommen geroofd; voeg hierby de inblazingen van de in Kafferland de wyk genomen hebbende Colonisten welke gaarne zagen dat de Engelschen in de bezetting der volkplanting werden ontrust, en een onverzoenbare haat hadden gekregen tegens alle zodanige hunner mede Colonisten welke niet even als zy lieden in Kafferland getogen waren, dan zal men een denkbeeld verkrygen van de rampzalige gevolgen die er uyt de oneenigheden en inwendige roeringen der Kaffers voor de volkplanting voortgesproten zyn. Ondertusschen schynen deze onderlinge inwendige oorlogen ook voor hun zelven vrugtbaar te zyn in duurzame rampen, zoo als zulks alomme altyd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plaats geeft. En dit is ongelukkig en verderflyk voor een volk nog zoo na aan den natuurstaat, die zoo geschiktGa naar voetnoot505 schynen en verdienen de zegen der rust te smaken, welke alleen voor byna wilde volkeren schynd weg gelegd te zyn. Het is tog goed hier op te merken, dat deze zalige stand van vrede en geluk niet zoo uitgebreid groot is, als de philosophen, die nimmer Wilden gezien hebben, zulks wel doen bestaan en ons diets willen maken. Dan genoeg van hunne regering en oorlogen: de kleding van den Kaffer is eenvoudig en grensd aan die der meeste wilde natien. Eene dierenhuyd om den hals boven de schouder met een peesGa naar voetnoot506 vastgemaakt en tot op de wadenGa naar voetnoot507 afhangende, is hun gantsche dekking. Des zomers dragen zy de hairige zyde buyten, en des winters binnenwaerts, keerende deze mantel of kross voor, agter of ter zyde, naar mate de wind tegens een deel van hun lichaam is wayende; overigens zyn zy moedernaakt. Zy versieren zich na rato zylieden de eene of andere zeldzaamheid of snuysteryen kunnen bekomen. Roodkoper is by hun een schat; zy snyden dit in smalle reepjes die in het formaat van koralen worden opgerold, en aan pezen geregen om het lyf, armen en beenen worden gedragen; op het hoofd hebben zy gemeenlyk een kransje koralen uyt de schel van struyseyeren zeer kunstig gesneden, en midden op de kruyn plaatzen zy de staart van een jakhals of ander wild gedierte hetwelk zy machtig kunnen worden. De linke arm is gewoonlyk versierd met zes of agt yvoire ringen ter dikte van ongeveer een duim, uyt de tand van een olyphant gesneden. De vrouwen zyn in hun tooyzel niet veel van de mans verschillende, dan alleenlyk dat hun kross of mantel rondsom hun lichaam tot boven den boezem vastgemaakt en hunne hoofden met een soort van ledere mutsen zyn bedekt; de yvoire armbanden dragen zy niet. Men kan niet bemerken dat de naaktheid der mans eenige indruk of aanleyding van onkuysheyd by de Kaffervrouwen te weeg brengd, hoe zeer van een warm temperament zynde. Ieder Kaffer neemd zoo veel vrouwen ten huwelyk als hy door zyne middelen aankopen en onderhouden kan. Wy zagen er die tot vier vrouwen hadden en bemerkte niet dat dit ontevredenheid of krakeelen tusschen deze gadens, of der zelver soms zeer talryke kinderen te weege bragt; in tegendeel de moeders zyn zich onderling behulpzaam in het zuygen en verzorgen van hun kroost. Ieder Kaffer heeft voor zyn huysgezin eene hut, en veel van de gezelligheid houdende, stellen verscheidene familles hunne woningen circuls gewyze by den anderen dat dan eene kraal is genaamd, van welke de rykste en magtigste de Kapitein word. Deze te samen woning is hun daar te boven zoo wel tot onderlinge veyligheid noodzakelyk, als nuttig by ackkerbouw en jacht; de vrouwen worden door de Kaffer van den vader gekogt, en ingeruyld tegens runderen, schapen, koom of snuysteryen. Het is dus by hun een rykdom veele kinderen van het vrouwlyk geslagt te bezitten. By de geboorte van een kind en wel tegens de aanstaande bevalling word de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zwangere vrouw van de kraal afgezonderd en begeeft zich verzeld van een der mede gemalinnen in eene byzondere daartoe door de man afgezonderde hut, uit welke zy niet weder te voorschyn treed dan veertig dagen na de bevalling, gedurende welke tyd zy in een staat van onreynheid word aangemerkt. Het jong geboorene wicht na gereynigd te wezen word ten vollen aan de natuur overgelaten en zonder kleding alleen in de mantel zyns moeders gewikkeld op hare rug met het hoofd naar voren onder de arm der vrouw leggende mede gevoerd en op die wyze ook gezoogd. Het is eene onwaarheid dat de borst der vrouw aan den zuygeling over de schouder word aangeboden; nimmer heb ik zulks gezien en de mogelykheid bestaat niet. De Kafferinnen zuygen hunne kinderen zeer lang. Ja wy hebben er gezien welke reeds liepen en rondsprongen, die nog door de moedermelk wierden gevoed. De tyd en jaren van huwelyk zoo veel wy ontwaar wierden zyn onbepaald, alleen zy worden zeer vroegtydig huwbaar. De jongelingen worden op hun dertiende of veertiende jaar besneden, en dit is eene gehele ceremonie; tegens dat tydstip begeven zich eenige der voorname Kaffers uyt de horde met alle de jongelingen welke dien ouderdom bereykt hebben op reize en bouwen zich op twee à drie uuren afstands der kraal eenige ruyme hutten ter bewoning. Een dezer hutten is afgezonderd van de overige, en in dezelve geschied de kunstbewerking. De jongeling word door vier menschen op eene daar toe gestelde zoode bank uytgestrekt vastgehouden, en de handeling geschied op de zelve wyze als by de Joden in gebruik is, de wonde met sap van kruyden getrokken, en by hen BouchowGa naar voetnoot508 genaamd, wassende. Na deze kuur bereyden zy een dun deeg van witte kleye aarde en vet, met het welk zy den patient het geheele lichaam besmeeren die op deze wyze toegesteld ter opdrooging aan de zon word blootgesteld. Na den afloop dezer kuur aan de overige jongelingen, worden zy in de hutten opgesloten en het is niemand der kaffers, zelvs de vader of moeder der kinderen niet geoorloofd, deze hutten te naderen, in welke de besnedene door de byzynde Kaffers en operateur bewaakt en opgepast worden. Na de genezing welke gemeenlyk veertien dagen aanloopt worden de jongelingen in triumph naar hunnen bloedverwanten terug geleyd, als wanneer de gantsche kraal het feest der besnydenisse vierd, by die gelegenheid schapen en runderen slachtende, zich den gantsche dag met danzen, zingen, en des avonds ronds een groot vuur zittende vermakende. Hoedanig deze natie aan de gewoonte en instelling der besnydenisse zyn gekomen, is eene duystere zaak om er iets met grond van te veronderstellen; alleenlyk strekt deze byzondere gewoonte ten bydrage tot de waarschynlykheid, dat den Kaffer in dit land niet op zyne oorspronglyken grond leeft, maar zederd onheuglyke tyden naar herwaerds is overgeplant geworden. De beschaving der kaffers in vergelyk van die hunner nabuurde, de wilde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hottentotten en Bosjesmans, is reeds tot zekere trap gekomen; godsdienstige stellingen hebben zy dog niet, maar betuigen grooten eerbied voor zon en maan. Zy hebben denkbeelden van een Wezen het welk boven de wolken woond; ook gelooven zy aan een booze geest die hun groot nadeel kan doen, en hoe zeer ik niet heb kunnen ontwaren, dat zy iets van een toekomend leven stellen, is het tog zonderling in hunne taal benamingen te vinden voor Engel, Hemel, enz. Alle hun godsdienst is onder de bestiering van tovenaren, die ter zelve tyd artz en kruydenmenger is. De rivieren worden by hun voor heylig gehouden; zulk een tovenaar heeft een uitgestrekt crediet en word by de meeste besluyten tot oorlog, tot het zayen van koorn, by geboorte, huwelyken, sterven enz. geraadpleegd. Deze tovenaren zyn gewoonlyk groote schavuyten die van de onkunde der overige gebruykt maakt, en hun de dingen zoo tweevoudig raadselachtig voorsteld, dat zyne voorspellingen meerendeels na zyne uytspraak vervuld worden. De besnydenis is insgelyks onder zyne bestiering en zeldzaam gebeuren er ongelukken door deze operatie. De Kaffers bereyken generalyk eenen hoogen ouderdom; heerschende ziektens worden by hun niet bespeurd, indien egter ongelukkiglyk de kinderziekte onder hun koomt, is zulks eene waare pest, zoo als algemeen in de Kaapsche volkplanting. Twee malen is hun deze plaag door de Colonisten overgebragt,Ga naar voetnoot509 en by die rampzalige gelegenheid hebben zy een onbegrypelyk verlies van menschen geleden, dat des te aanmerkelyker was, daar de hulp en geneesmiddelen voor deze ziekte onbekend en ten eene male buyten hun bereyk was. Wy hebben onderscheidene kaffers gezien die de schending der kinderziekte sterk op hun gelaat droegen. Eene andere kwaal en wel de venusziekteGa naar voetnoot510 hebben zy almede van de Colonisten geerfd, en de ongelukkige slagtoffers die er mede behebt zyn, lyden afschrikkelyk, almede omdat de heelmiddelen hun onbekent zyn; alleenlyk ontwaarde wy dat kruyden die hun doen uytwaessemenGa naar voetnoot511 de toevlugt by die gelegenheden is. Onderscheidene schryvers hebben zeer ten onrechte gemeld dat de Kaffers hunnen ouders of vrienden wanneer hun eynde naderde behulpzaam zoude wezen om de stap naar de Eeuwigheid te verhaasten; zoo iets hebben zy ons ten eenemale tegengesproken, en verklaard, dat wel is waar by eene hulpelooze toestand den stervende verlaten word, maar dat tog iedere dag word onderzogt of den ongelukkige nog tot de levende behoort. Na het afsterven leggen zy hunne dooden in zyn kros gewonden in de aarde, dog ondiep genoeg om door de wolven opgegraven te worden dat veeltyds gebeurt. De hut, ja zelfs de kraal daar iemand sterft, word verlaten en als een onzuyvere plaats aangemerkt, als waaromme de gantsche horde van die plaats opbreekt en zich een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere woonplaats zoekt. De taal de Kaffers is minder onaangenaam en met niet zoo veel tongklappingen gemengd als die der Hottentotten. Evenwel hebben zy de zelve ook; ons is voorgekomen dat hunne taal veele vernuftige woorden en eenige vaste regelen in zich bevat. Den reiziger Barrow heeft eene kleine vocabulaire van woorden in zyn werk aangegeven, dog de zelve zyn niet juyst.Ga naar voetnoot512 Het was hem moeylyk om hier in wel te slagen, wyl hy van het Engelsch eerst in het Hollandsch, dan in het Hottentotsch, en zoo in het Kaffers, zyne vraage moest doen en de overzetting weder langs de zelve weg aan hem terug moest komen. Hier door verloor zich zoms ten eenemale de beduydeniss en altyd de klank en uytspraak. My was het veel minder moeylyk, daar ik door behulp der Colonisten die in Kafferland geweken waren, dadelyk voor een Hollandsch woord een Kaffer beduidenis ontfing. Ik heb dus een veel nauwkeuriger en meer uytgebreyde verzameling van woorden kunnen vormen, en laat de zelve hier in zyn geheel volgen,Ga naar voetnoot513 omdat men er woorden voor beteekenissen in zal vinden, die vry zonderling zyn, uythoofde de zelve ten bydrage kunnen strekken tot de trap van vernuft en eenigsints beschaafde denkbeelden dezer Natie. Is het byvoorbeeld niet bewys van opgeklaarde geest dat zy eene weduwe die weygerd te hertrouwen, als een onnut lid der maatschappye aanziende deswegens met de naam dygazy, het zelvde als hoer bestempelen; niet mindere zonderlinge nagedachten moet het gevan, dat zy Engel in hunne taal yan-Ezoulo noemen, daar yan een kind, en Ezoulo den hemel beteekend, en dus samengevoegd kind des Hemels beduid. Het zoude veellicht belangryk genoeg zyn uit deze vocabulaire licht te scheppen nopens de godsdienstige vorderingen en stelzels dezer natie, dan dit zoude my te wydluftig zyn. Ik laat dus deze zaak ter onderzoek van meer geoeffende deskundigen, en stelle de vocabulaire hier nevens als volgd:Ga naar voetnoot514
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
My blyft overig om van de wapenen der Kaffers te spreken. Men zal hier voor reeds gelezen hebben hoedanig zy hunne schilden bereyden; in oorlogtyd is deeze afweering zeer nuttig, als zynde door de zon zoo stevig en hard geworden dat zy met de zelve een pyl en hassagay of kirry, en ik gelove zelfs een musquetkogel zouden kunnen afweren; zy dragen dit schutsel aan de linke arm, zynde er aan de binnen zyde van het schild houvasten door de welke zy den arm steken. De hassagay, het voorname wapen der Kaffers, bestaat uit een tweesnydend en by wyze van een pyl toeloopend plat yzer met een dito staaf, te samen circa veertien duimen lang. Deze yzere spies is met peezen van dieren bevestigd op een na onderen spits toelopende ronde, zeer buygsame spar of lat, circa een pink dikte en vier à vier en een halve voet lengte hebbende. Elke Kaffer draagd tien à twaalf zulke hassagayen in zyn linke, en by gebruik neemd hy een der zelve in zyn regter hand, en voortlopende werpt hy met den arm boven zyn hoofd uitgestrekt, deze spies met alle kragt, boogsgewyze na zyn vyand, die hy dog zelden op meerder dan zestig à tachtig passen afstands met voordeel kan treffen. Zy bezigen dit wapen met veel gevolg op de jagt, wyl zy het wild van naby bekruipen gewisse worpen doen en het zwaarste wild zoo als olyphanten, buffels, tygers enz., vellen. Deze jagt doen zy dog gemeenlyk met eene geheele horde en nimmer alleen. De kirry, een ander wapen eenige overeenkomst met een knods hebbende, is een ronde stok een vinger dik en drie voeten lang, aan welks eene eynde een ronde bal gegroeyd en verder door konst gesneden is. Zy gebruyken dit als men man tegen man stryd, en brengen zich met deze knods vreeslyke slagen toe; handig weten zy vogels en klein wild met deze kirry dood te werpen. Zeldzaam missen zy hun doel, mits het niet boven dertig à veertig passen, hetzy stilzittende of hun voorbylopende, verwyderd is. Men zal gewis vragen hoe bekoomt den Kaffer yzer en hoe bewerkt hy het zelve tot hassagayen; eensdeels hebben zy zeer veel yzer zorgvuldig gesloopt van de menigvuldige op hunne kusten jaarlyks strandende schepen; twedens ruylde en stalen zy het zelve tot hier toe van de Colonisten, en eyndelik bezitten zy rotsen in welke yzer genoeg voor handen is, zoo als wy stukken natif yzer van twee honderd ponden zwaarte gezien hebben, en waar van stalen te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaapstad voor handen zyn. De wyze van smeden is zoo vernuftig uytgedacht dat het alle denkbeeld te boven gaat. Men weet dat de mieren en vooral de witte mieren zeer groote termittes maken, waar van zommige, vier voeten boven de grond verheeven, zoo hard zyn, dat men met yzere mookers en bylen werk heeft dezelve te verbryzelen. Het aard varken of den zoogenaamde miereter weet de versch gebouwde woning der mieren van de oude te onderscheiden, en maakt met zyne scherpe nagels een gat in een der zyden, om aldus de mieren tot zyn voedsel te bekomen, hollende den miershoop van binnen geheel ledig. Het is nu zulk een uytgehaalde miershoop die de Kaffer gebruykt tot het smeden zyner hassagayen; hy boord vlak aan de overzyde van de opening een klein rond gat, en steekt door het zelve een uytgehold schapen mergbeen aan welks andere zyde een groote ledere zak stevig en luchtdigt word vastgemaakt by wyze van een blaasbalg, hebbende een houte klep om lucht in te vangen. Den oven aldus toegesteld en van binnen zeer heet gestookt zynde, leggen zy het yzer in den zelven, de grootste opening met steene en kleyaarde toestoppende, zoodanig dat er alleen plaats blyft om het vuur het onderhouden en de trek te bevorderen. Als het yzer door lang stoken tot smeltens af gloeyend is, werken zy het na buyten op een groote platte klipsteen, en beuken met groote ronde steenen aan houte stokken vastgemaakt zoo lange op het yzer, tot het eene plaat word, als wanneer zy het in lange reepen met scherpe steenen doorslaan, en voorts geheel met kleindere ronde steenen bewerken tot het de gedaante der hassegaay gekoomt. Het slypen is te eenvoudig om er hier van te spreken. De Kaffers zyn zeer gesteld op alle soorten van snuysteryen. Spiegeltjes, coralen, vuurslagen, platte kopere knopen, messen, scharen, zyn hun alle een rykdom, een scheermes boven al stellende. Wy hadden eene groote menigte van alle deze goederen by ons, en maakte veele onuytsprekelyk gelukkig door geschenken en ruylingen tegens yvore armbanden, ringen, hassagayen, kirry's enz. De vrouwen bragten ons zeer kunstig gevlogtene mandjes ter ruyling; deze maandjes zyn zoo dicht gevlogten, dat zy er in melken, en vochten in bewaren. Vreedsamer, gedienstiger menschen als deze natie leven er niet; altyd tevreden, zelfs dan als men hunne bedelaryen afwysd. Wy hebben gedurende ons verblyf tusschen de Kaffers geen schyn van ongenoegen gehad, en het deed ons wezendlyk leed hun zoo spoedig te moeten verlaten. De tyd liet ons dog niet toe langer te toeven. Ik scheide dus ook van hun om tot het dagverhaal myner reize terug te keeren. |
|