Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd[25 Juni 1803]ZATURDAG den 25e JUNY. Deze morgen nam Coenraad de Buis afscheid van den Generaal, en keerde naar zyn verblyf in Kafferland, om zodanige schikkingen in zyne zaken te maken, die hem spoedig in de Colonie zoude doen terug komen.Ga naar voetnoot515 | |
[pagina 141]
| |
Wy namen ook onze verdere reize aan, rydende door de zelfde weg welke wy derwaards gekomen waren. De commandanten Linde en Human schoten een jonge fraaye eland, van welke zy de Generaal een stuk zonden. Den eland gehoord tot het geslagt der antilopes van het grootste soort;Ga naar voetnoot516 deze dieren worden zeer zwaar en wegen soms zeven à achthonderd ponden. By al dat gewicht blyven zy uitermate vlug, en men heeft zeer veele moeyte om te paard by een trop elanden te naderen; den eland gelykende in zyn bouw zeer veel naar het hartebeest; de bulle dezer dieren heeft een schoone Isabella couleur met zwarte extremiteiten. Zyne verdediging bestaat in twee lynrecht opgaande spitse horens soms ter lengte van twee en een halve voet. Het gebeurt wel eens dat wanneer een eland aangeschoten is, en zodanig gedrongen word dat hy zich met de vlugt niet kan redden, hy met gevelde hoornen op den jager toeloopt, die by zulke gevallen best doet plaats te maken en den doortocht voor het dier te openen. De thans geschotene eland had byna de hoogte en het gewigt van een oss, en was by lange na niet volwassen. Een ribstuk diende ons heden ten middagmaal aan een klein riviertje, dog de sterkte wind joeg het vuur weldra na het omliggende droog hooy en houtgewas, en veroorzaakte een groote brand. De landlieden hadden aan een andere zyde ook vuur gemaakt, en het was hun even als ons gegaan. Deze twee vuuren werden door den wind spoedig na elkaar gedreven en zoude zonder de vigilantie der boeren, byna paarden, ossen en wagens verbrand hebben. Er werd in alleryl opgezadeld om te vertrekken, maar de brand liep zoo gezwind dat wy dog een zadel en eenige tuygagien en ik myn sabel aan de vlamme moesten overgeven. Een dragonders patroontasche, welke iemand reeds half verbrand nog uithaalde, was vol patroonen en hoe zeer het papier van een patroon reeds geschroeyd was, wilde het geluk nog dat zy onbeschadigd weder te voorschyn kwamen. Ik kreeg insgelyks myn sabel zwart gebrand terug, maar dragon en koppelGa naar voetnoot517 waren tot asch geworden. Een uur voortgereden zynde hadden wy een ander gezicht, een wolk van springhanen die wel een quart uur lang was, en dus millioenen dezer vernielende insecten bevatte, regende ronds om ons, wordende met kragt door de wind voortgedreven. Wy konden byna niet voortkomen zoo geweldig snorde zy tegen en voor onze paarden, zoodat wy genoodzaakt waren aftestygen, en in onze mantels omwonden, voor over met het aangezicht tegens de paarden te leunen. Toen de zwerm, die de gantsche lucht als met een wolk bedekte, na verloop dan meer dan een uur was overgevlogen, zegde ons de landlieden dat deze dieren in de cours die zy houden geheele streken kooren en graanlanden verwoeste. Dit kwam ons niet wonderlyk voor, want toen wy weder voortreden, was de grond weinigstens een quart voet bedekt van de springhanen die | |
[pagina 142]
| |
vermoeyd waren nedergevallen, en nu door onze paarden wierden vertrapt, dat wel een sapperige dog gansch geene smakelyke tydkorting was. De by ons zynde Hottentotten waren dog in tegenoverstelling van ons zeer greetig geheele zakken dezer lelyke gediertens optezamelen, welke des avonds zeer smakelyk tot onzer aller walg aan houte speetjes geregen, voor het vuur gebraden, hun tot een vrolyk gastmaal verstrekte. Wat zyn de smaken verschillende. Het was circa vyf uuren toen wy aan ons nagtverblyf, de t'Conab Rivier, afzadelde. De Gouverneur schreef des avonds twee brievenGa naar voetnoot518 aan de commandanten Botha en Van Royen, als zullende op morgen naar hunne woningen terug keeren, hun Ed. daarby voor hun vrindelyk geleide bedankende. |
|