Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd[9 Juni 1803]DONDERDAG den 9e JUNY. Deze morgen kwam de Commandant Strydom,Ga naar voetnoot410 en eenige andere aan den gouverneur verlof vragen om naar hunne woningen te mogen terug keren; het welk wierd toegestaan. Onder de ons verlatende jonge lieden was eene Smit genaamd, welke gisteren het ongeluk had met zyn paard te vallen en zyn hand boven de pols te breken; welke den doctor Passet zette en verbond; het was niet mogelyk deze mensch te beduiden dat hy onvoorzichtig zoude doen heden te vertrekken, te meer daar er in zyn cantonGa naar voetnoot411 geen kundige heelmeesters waren om hem te helpen; hy vertrok met eenige andere. De Commandant Rensburg had gezorgd dat er gisteren van Bruintjes Hoogte, Zwagershoek en die streken voor de wagens van den Gouverneur nieuwe span ossen ons te gemoet kwamen, met welke wy dan tegens negen uuren deze morgen onze reis weder aannamen: even als gisteren was het guur regenachtig weder. Wy gevoelden hier te meer het onaangename van, om dat de Carrogrond zeer glibberig en de menigvuldige hoogtens die wy heden overtetrekken hadden, zeer moeylyk voor de wagens wierden. Op de middag reden wy langs eene verlatene veeplaats van Jan StrydomGa naar voetnoot412 leggende op eene hoogte; de weg was hier zeer hol en hellende, en geleide met een lange klipachtige kloof derwaards; wy zagen in de verte de keten bergen,Ga naar voetnoot413 uit welke een spruit van de Klein Visch Rivier (Buffelshoecks Rivier genaamd) haren oorsprong krygt. In de nademiddag doorwaade wy deze rivierGa naar voetnoot414 en | |
[pagina 110]
| |
bevonden ons vroegtydig op de verwoeste plaats van Willem Prinsloo aan de overzyde der Kleine Visch Rivier gelegen.Ga naar voetnoot415 De woningen dezer plaats moeten aanmerkelyk groot geweest zyn; de overgeschotene muren duiden zulks aan; er staan nog veele boomgaarden en thuinen welke tog mede vervallen zyn; deze plaats voornamentlyk voor vee fokkery geschikt, bragt egter voor heen veel koorn en wyn op; jammer is den staat daar zy zig in bevind. Onze tenten wierden naby deze puinen opgeslagen ten einde te overnachten.Ga naar voetnoot416 Een der Commandanten verhaalde dat den gewezenen eygenaar, Willem Prinsloo, by een olyphant jagt zeer ongelukkig was verongelukt;Ga naar voetnoot417 deze man was met eenige zyner goede vrinden uit de nabuurschap na Bruyntjes Hoogte gereden om in de aldaar tamelyk menigvuldige bosschen, op grof wild te gaan jagen. Zy ontdekte dat een olyphant korts te voren door het bosch moest gegaan zyn en zulks aan de omgeknakte boomen bevestigd ziende reden zy boswaerds in, daar zy wel haast het dier voor hun uytzagen. Prinsloo in stede van gelyk zyne makkers een zyd pad in te slaan, om op die wyze de olyphant aftesnyden en uit eene hinderlage een gewis dodelyke kogel toe te brengen, was tegens alle vermaningen aan, onvoorzigtig genoeg met zyn neef de weg regt op den olyphant af te volgen, en naby genoeg gekomen zynde vuur te geven even als zyn makker, zonder tot hun ongeluk een dodelyke wonde aan het dier toetebrengen; waar op den olyphant woedend op hun aankwam, en zy byde met alle snelheyd hunner paarden op de vlugt togen, maar vergeefsch, het dier naderde hun van agteren, sloeg met zyn slurp den neef de hoed van't hoofd en greep Prinsloo die er naast reed, met de slurp om de keel vast, rukte hem van't paard, en na hem waarschynelyk gewurgd te hebben, wierp hy hem in de hoogte en spieste die ongelukkige op zyn vreeslyke tanden; men heeft de man des anderen daags geheel tot morselen vertrapt weder gevonden. |
|