Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd[4 Juni 1803]ZATURDAG den 4e JUNY. Om ons vee enigzints de vermoeynissen van den vorigen dag te vergoeden, bleven wy in ons camp tot twee uuren na de middag; wy kregen 's morgens bezoek van een menigte Kaffers welke hunne kraal een half uur afstands van daar hadden; wy zagen onder hun twee mans en even zoo veel vrouwen die in hun gezicht sterk van de kinderziekteGa naar voetnoot393 geteekend waren. De Gouverneur kondigde zich by hun wanneer deze ziekte in hun land woede. Zy antwoorden dat dit verscheidene jaren geleden was en toen een groote menigte zoo mans vrouwen en kinderen waren weggerukt. De vrouwen zien er beter ook zindelyker na ons begrip uit dan de Hottentottinnen: zy waren zeer in hun schik toen zy een weynig taback ontfingen. Wy ruilde eenige van hunne hassagayen, tegens kopere platen en coralen, waar zy zeer verzot op zyn; het hooren en zien van een zakhorologie verwonderde en verblyde hun uitermate, vooral toen men hun deed begrypen, dat het met de loop der zon in verband staat en ons telkens het verschynen en verdwynen der zelve aanwyst, het welk wy hun door gebaarden deeden begrypen; het gewoon teeken van verwondering, uyt een lang gerekte fluyting bestaande, word gelyktydig door de geheele schaare aangeheft. Het tikken en | |
[pagina 103]
| |
repeteeren van het horologie en de beweging die zy in het werk bespeurden, was zodanig boven hunnen denkbeelden verheven, dat zy als een zekere eerbied voor dit gedierte zoo als zy het noemde, verkregen, en van vreugde als bezetene menschen in de rondte danste; men begrypt ligtelyk hoe zeer ons dit vermaakte. Na de middagmaaltyd waar op de Gouverneur de Commandanten genodigd had, spanden wy voor en togen door de rivier welke niet zeer diep is en in dit jaargety geen sterke drift heeft. Ter zyde af legd de kraal hier boven gezegd. De Generaal reed met my te paard derwaarts om het te bezigtigen; de hutten welke enigzints beter gesteld zyn, dan die der Hottentotten, leggen op eene hoogte in een kreupelbosch. De zelve zyn te samengesteld van zestien à twintig sparren, ter dikte van circa twee duimen en 14 à 16 voeten lengte; deze steken zy op een gelyken afstand circulsgewyze in de grond en buygen de bovenste dunne eindens gekromd op de wyze van een coupel boven te samen, dit met peezen van dieren vastmakende. Eenige andere sparren buygen zy in eene vlakke rigting twee à drie ryen hoog om dit coupel geraamte heenen, de zelve wyders met gevlogte rietmatjes bekledende waar over verder biezen-stroo gelegd zynde, de geheele bouwing met kleyaarde word bevestigd; zy laten aan de eene zyde eene opening hun tot een deur verstrekkende, benevens een gat juyst midden boven in het dak waar door de rook van hun vuur dat te midden in de hut gestookt word optrekt. Als het koud word sluyten zy de ingang met een beeste huid dat op sparren in de manier van een raam opgespannen is. Wy vonden hier eenige vrouwen welke door nieuwsgierigheid uit kwamen kruypen, die er tamelyk wel uitzagen; op zyde van de hutten waren drie mans bezig, ledere schilden te bereiden. Zy sneiden de zelven rond van eene elands huid ter groote van circa vier voet, slaan met eene ronde steen lange tyd op het leder dat bevogtigd word en op de grond legd, om het schild holte te bezorgen en waren in deze arbeid zeer handig en yverig. Wy reden deze nademiddag nog twee uuren verder aan een klein waterspruitje leggende tusschen twee hooge ruggens, en sloegen ons camp op de verlatene veeplaats van de weduwe Scheepers, staande op een dezer heuvelen.Ga naar voetnoot394 Al dadelyk na onze aankomst alhier vonden wy een troep Kaffers, aan welke de Generaal taback, coralen en messen uitdeelde. Den avond was zeer schoon en minder koel dan de voorgaande. |
|