Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
alhier en den Capitein Alberty benevens de burger Commandanten gereed, om te paard, de zoutpan circa vier goede uuren van het Fort Frederik gelegen, te gaan bezichtigen. Wy reeden den weg op welke naar Graaf Reinet leid.Ga naar voetnoot314 Onder wegen zagen wy weder twee plaatzen welke geduurende de onlusten zyn verwoest: allomme vind men de sporen der vernieling, men ziet byna niets of het draagd de duydelykste kenmerken van rampspoed, de ingezetenen zwerven van de eene naar de andere plek gronds, zoo als de weyding van hun nog overgebleven vee zulks vorderd, hier aan schynen zy reeds gewoon, men vraagd hier niet waar woont die of die? maar waar legd die of die? waar is die heen getrokken? legd dat klompje menschen nog daar of daar?Ga naar voetnoot315 Wy doorwaaden de Kleine Zwartkops Rivier en een half uur van deeze, de Groote; er was weinig water in dezelve op de plaats daar wy doorreeden; het spoor liep verder door een kreupelbosch aan wederzyden de weg, tot dat wy in eens verrascht werden door het gezicht van de gansche pan. Zeer belangryk is het om dit wonder voortbrengzel der natuur te bezichtigen. De Heer Barrow in zyne opgave van de zelve,Ga naar voetnoot316 heeft zeer naauwkeurig gezien en doet volgens onze gedachten de zuyverste beschryving die men verlangen kan: wy refereeren ons ook volkomen aan zyn verhaal deswegens, en zullen hier blootelyks byvoegen: dat wy de Pan rondwandelden, in den tyd van een uur min drie minuten; de kom was niet diep met water. Het strand bestaat uyt lagen vast zout, de bovenste welke wy afligte, zal een duim dikte bevatten; de zyde van de pan daar de wind de kabbeling van het water heen dryft, legd overdekt met sneeuwwit zeer fyn zout, van het welke wy eenige zakken mede namen. De steenen hier en daar in de pan leggende waren ter duims dikte omtrokken met een korst zout; de christalisasie van het water is zeer spoedig; over al waar zulks aankwam, het zy aan kleederen of anderzints, wierd zulks dadelyk door de zon tot een wit zout geformeerd. Wy vulden een fles met dit water en namen de zelve met ons, om ook hier mede een proeve te doen. Wy wisten aan de by ons zynde Afrikanen geen juisten denkbeeld van ons veldys te geeven, dan deze zoutpan. Het is hagelwit en heeft juist een aanzien als of een dunnen sneeuw over ys legd terwyl de bovenuitstekende mede door zout overdekte steenen zeer aardig bydragen om deeze gelykenis te volmaken; naar mate wy met bylen de bovenste laagen zout welke hoe langer hoe dikker wierden loshakten, vonden wy verscheidenheyd van couleuren en ik geloove dat men eenige ellen diep zoude moeten ophakken alvoorens de grond dezer pan te ontdekken. Wy namen op den oever van den zoutpan ons middagmaal en reeden | |
[pagina 79]
| |
vervolgens naar de Baay terug, houdende eene meer links afloopende weg naar de mond van de Groote Zwarte Kops RivierGa naar voetnoot317 langs welkers oever wy een tyd lang voortreeden; de Gouverneur had het ongeluk met zyn paard te storten en geheel onder het zelve te vallen.Ga naar voetnoot318 Zyn hoogEdele bezeerde zig dog gelukkig niet, en wy vervorderde onze weg, bezigtigende de mond der rivier en bevonden dat alweder, gelyk by alle anderen, eene zandbank het inkomen van het geringste vaartuig belette. Wy volgden op onze terugtocht van daar het strand der zee hetwelk zeer vlak en gemakkelyk te beryden was, ontdekkende geene klippen, maar een veel sterker branding dan by Frederiks-fort. |
|