Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd[6 Mei 1803]VRYDAG den 6e MEY begonnen wy de drift overtetrekken; de kommandanten en andere lieden hadden de beleefdheid hunne wagens voor te laten ryden om de weg te baanen ende ondiepste plaatsen te zoeken; ook kwam toen het water nog hoog in de wagens omdat de rivier lang na niet afgeloopen was. Dit moest egter alzo geschieden om dat de groote menigte wagens anders niet in eene ebb tyd over zoude gekomen zyn; toen deeze wagens alle in de rivier stonden en de zelve agter elkanderen in des zelfs lengte afzakten om na beneden weder dwars overteryden, was het gezicht en de indruk van zulk eene overtocht alleen eene dagreize waardig. Hier zag men een troup slagtrunderen onder geleyde van drie à vier kleine Hottentotten de stroom overzwemmen, daar weder een kudde schapen zich met vreesachtigheid voortstuwen en somwylen in de rondte zwemmen; hy die het eerste zulk een rivier overgaat loopt altyd veel gevaar, wyl menigwerf verspoelingen en gravingen der zeekoegaten de weg door de rivier telkens doet veranderen. Voorheen was de Chamtoush Rivier de grensscheiding der Colonie en het waare te wenschen dat zy nimmer overschreeden ware geweest; dan, tydens de Gouverneur Van Plettenberg, heeft men onze bezittingen tot aan de Groot-Visch Rivier uitgestrekt, en zedert van het land tusschen deeze en die rivier | |
[pagina 59]
| |
gelegen een nieuw district onder de naam van Graaf Reinett aangelegd.Ga naar voetnoot252 Wy zetten allen gelukkig voet aan land in dit district; reeds by den aanvang van onze verdere togt nam het landschap een andere gedaante aan; de weg loopt over een heuvelachtig kronkelend terrein, op welks toppen en laagtens verscheide kleine boschjes boomen staan; hoe zeer het ook buiten het saizoen der bloemen is, zyn deeze boomen en struyken als bedekt met bloeiende klimop van allerlei soort en couleur en eene menigte sterk riekende bloemen; wy verzamelde voor de aardigheid van ieder soort een trosje; een uur van de rivier hielden wy halte en wel op een zeer fraaye plaats, gelykende in het groot veel na een Engelsch wel aangelegde thuin,Ga naar voetnoot253 met mooye begroeyde heuvels aan welkers voet een groote uitgestrekte kom zoet water legd. Het is een schoon, ja pitoresque gezicht de wagens op eene distantie over de sterkhellende wegen die laag langs het water leyd, te zien aankoomen. Wy hielden ons middagmaal onder eenige boomen en vervolgde toen onze weg; in de nademiddag togen wy nog over een spruitje, Matjesgoedfontein genaamd,Ga naar voetnoot254 denkelyk om de biezen welke alhier in menigte groeyen. Een uur daar na zagen wy links van ons nog een dito stroom, Boterfonteyn genaamd. Wy reeden over de heuvelen kort langs het strand; eenige jonge lieden en de commandanten vermeenden in zee een schip te zien dat cours naar de zyde van de Algoa Baay zette; wy deeden ons best het zelve insgelyks te ontwaaren dog vergeefsch. Wy naderden de bergen tusschen welke de Van Stadens Rivier heene vloeyd, en reeden na de laagte van eene hooge rug, die steilte genoeg had om ons te noodzaken te voet na beneden te marcheeren; wy deeden zulks en bevonden ons aan den oever van de rivier die zeer zoet en verkwikkend water afvoerd: hier stelden wy onze tenten neder ten nagtverblyf.Ga naar voetnoot255 |
|