Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd[3 Mei 1803]DINSDAG den 3e MEY en reeden een uur daar na door de Diep Rivier, gelegen tusschen de plaats van Cornelis VermaakGa naar voetnoot228 en die van C.A. Muller;Ga naar voetnoot229 deeze rivier is aldus genaamd uythoofde der hooge bergen welke zy tot oevers heeft, of schoon zy deeze naam wegens het weinige water niet verdiend. De hoeve van Piet van CeulenGa naar voetnoot230 legd ook op een klyne afstand links van de zelve, gelyk Leeuwenbosch (zynde die van Martinus RensenburgsGa naar voetnoot231 regts legd). Het was op deeze hoogte dat wy uitspanden om onze maaltyd te doen; wy reeden deezen morgen door een minder klipachtig egter heuvelachtig land, dat met veel kleyn wild zo als antilopes, wilde paauwen,Ga naar voetnoot232 faisanten etc., is bevolkt; na op de plaats van Rensburg twee à drie uuren vertoefd en in de nabyheid eenige orabys (soort van bokjes)Ga naar voetnoot233 geschooten te hebben vervolgde wy onze weg na Platjes Drift welke in de nabyleggende bergen haaren oorsprong | |
[pagina 54]
| |
neemd.Ga naar voetnoot234 Het land bleef even heuvelachtig, maar de rechts leggende hooge bergen welke zig zonder einde van Hottentotsch Holland af in de geheele lengte van de kust langs de t' Sietsiekkamme heen strekt, neemd hier in de vlakte een einde.Ga naar voetnoot235 Wy zagen op een geringe afstand de plaatsen van Herm. Karsten, aan Plaatjes Drift geleegen,Ga naar voetnoot236 en ter slinke hand die van Theodorus Potgieter aan Diep Rivier;Ga naar voetnoot237 zonder iets van aanbelang t' ontmoeten doorwaden wy tegens 5 uuren een arm van de Zeekoe Rivier aan welks linker oever dadelyk de plaats van Jacob Kock legd:Ga naar voetnoot238 wy wierden hier ontfangen door Theodorus Potgieter, welke de zelve thans bewoond wyl de eygenaars voor de Caffers zyn gevlugt. De meeste der plaatsen die wy heden in onze weg zagen zyn verlaten door deszelfs voorige bewooneren, welke echter zodra de inwendige rust eens beter gevestigd zal zyn, na hunne goederen wenschen terug te keeren. Wy namen alhier ons verblyf en werden door de lieden zoo goed doenlyk ontfangen; het ontbreekt de landlieden die wy ontmoeten niet aan goeden wil, veele zyn echter door de jongste onlusten onvermogend geworden. De meeste woonhuysen zyn verschanst met hooge wallen, eenige der zelve hebben van nut geweest; de Caffers verwoesteden dog by verkiezing de gefortificeerde | |
[pagina 55]
| |
hoeven zo zy er by konden koomen boven de blootleggende waar uyt wy aflyden dat zylieden nog geen vrienden van de vestingbouw waren en de zelve in hun land nog niet beoeffenen. |
|