Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd[2 Mei 1803]MAANDAG den 2e MEY circa ten 9 uuren gingen wy van hier; onze ossen waren 's avonds verstrooid geweest en het langsaam by een brengen was de oorzaak van dit laat afryden. De Kromme Rivier bleef nog aanhoudend ter zyde van ons; de weg wierd eenigzints bergachtiger; tegens twaalf uuren omtrent togen wy voor de laatste maal over de zoo lastige Kromme Rivier aan welks overzyde wy onze wagens uitspanden, middelerwyl een boschje in | |
[pagina 52]
| |
een kloof gelegen bezichtigende alwaar wy een fonteyn vonden die tog thans byna droog was; een drooge geul van hooge trapsgewyze leggende uytgeslotene Klipsteenen, deed ons vermoeden dat dezelve 's winters veel water langs die weg moet afvoeren. Men vertoefde circa een uur of anderhalf, onze wagens afwagtende,Ga naar voetnoot225 welke in de vlakte afkoomende ons spoedig ten middagmaale lokte; na twee uuren hier gelegen te hebben volgde wy onze weg; de Lugt beloofde eene spoedige verandering in het tot hier toe zo voordeelige weder; den Hemel betrok met donkere wolken en alvorens wy een half uur verder gereden waren overviel ons een der zwaarste donderbuyen vergezeld van stroomen regen en hagel welke ik my geheuge bygewoond te hebben. De hooge bergen, wiens toppen bedekt en verduisterd wierden door het naderend noodweer, wierden geheel zwart, het ligt zwaarmoedig en graauw; zware ratel slagen deeden de grond onder ons geweldig dreunen, terwyl snelle sulpherachtige blixems de donkere kruynen der klippen met veelvuldige terugkaatzingen vuurig ligtede - de opeengestapelde ontelbaare hooge rotsen gaven zwaare grommende weergalmen der vallende donderslagen: de lugt ronds en boven ons had de gloed en warmte van een koolen vuur en werd op vier à vyf plaatsen, te gelyk door langschietende Blixems verligt. Een iegelyk van het gezelschap verklaarde nimmer zulk een weer gezien te hebben;Ga naar voetnoot226 de regen had ons tot op het gebeente toe nat gemaakt; by het overdryven van de buy stak eene felle wind op, verzeld van continueele reegens. Het bygeloof van eenige boeren gaf ons by deeze gelegenheid wederom ruyme stof tot vermaak, misschien ook dat een kwaad geweeten angstige trekken op de gezigten van eenige hunner verwekte, ten minsten een deezer. Een man van 45 jaren oud, en die men moest veronderstellen wel boven kinderachtige bangheid verheven te zyn, werd door den invloed van het weder zodanig in het naauw gebragt dat hy het met geen mogelykheid te paard konde houden; aan de andere zyde had hy dog te veel schaamte om het afstygen van zyn paard aan angst te willen toeschryven, en gaf dus voor dat hy om de regen te ontgaan zig in de bosschjes wilde schuylen gelyk hy dan ook de wyk nam onder eene kleine struyck die geen tien bladeren ter beschutting konde aanbieden, een duydelyk bewys van 's mans verlegenheid. Wy haastede ons aan eene plaats (zynde die van Jacobus VermaakGa naar voetnoot227 thans | |
[pagina 53]
| |
verlaten) te koomen en geraakte tegens half vyf uuren aan de zelve. Twee niet zeer beste huisjes diende ons tot nachtquartier; wy betrokken een groote kamer, ligt en lucht door de deur en voor het grootste gedeelte door de openingen van het dak scheppende; dit belette egter niet om in de zelve onze matrassen te spreyen en heerlyk te slaapen: de drooge kleederen deeden ons weldra de buy vergeeten, maar niet het majestueuse van de donder en blixem. Wy zadelden 's morgens ten half zeven uuren op van |
|