Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd[1 Mei 1803]ZONDAG den 1e MEY braken wy op en begonnen onze overtocht over de rivier welke hier naby haare oirsprong van weinig beduiding is; wy vonden onze weg by afwisseling slykrig en klipachtig tot wy weder voor de Kromme Rivier kwamen welke op deeze plaats in diepte en stroom ontzachelyk heeft toegenomen en dienvolgens de overtocht vry bezwaarlyk maakte; de wagens moesten afgeladen en de goederen op de zydeladdersGa naar voetnoot221 opgevangen worden. Niet zonder gevaar van omstorten gelukte het alles aan de overzyde te brengen, dog twee à drie uuren verder, daar op nieuws over de vloed moest gezet worden, kwamen wy minder goed te regt daar eenige onzer wagens om door de palmietstoven of zoogenaamde pollen te ryden in de modder vastgeraakte, en niet dan met aanwending van veel moeyte en tyd en het aanspannen van een groot aantal ossen gered wierden, except eene wagen welke door de onhandigheid van de dryver de juyste richting by het opryden niet hield en daar door omsloeg, dat niet weinig verwarring veroorzaakte en waar door wy drie trekossen en eenige goederen die wegdreven verlooren. De rest en de gebrooke wagen wierd met veel moeyte gered; die welke met hunne paarden overzwommen waren voor dit maal aan de beste koop, ofschoon de felle stroom de overkomende nog al betrachtelyk deed afdryven; alle deeze te samen loopende omstanden noodzaakte ons aan de overzyde gekomen zynde aftespannen om zowel menschen als vee tot herhaal te brengen, te meer noodzakelyk daar wy heden nog vyf of zes malen een dergelyke overtocht te doen hadden; na ons door een redelyk goed middagmaal versterkt en de schade aan voerwezen en goederen zoveel mogelyk hersteld te hebben, stelde zig de Caravane wederom in beweging. Het duurde niet lang of de voor ons zoo noodlottige Kromme Rivier vertoonde zig schuymend aan ons gezicht; deeze maal kwamen wy dog met de vrees vry, want hoe ongelyk en klipachtig hier het bed der rivier was had de zelve ter deezer plaatse weinig diepte dog een aller felste stroom; met regt draagd deeze vloed de naam | |
[pagina 51]
| |
Kromme Rivier, daar de zelve tusschen zeer hooge bergen en in een nauwe kloof besloten zig dan regts en dan weder ter linker zyde een uytweg baand terwyl de reyziger onmogelyk omheen kan deeze fatale vloed telkens te passeeren; dit houd aan tot zy zig in de Kromme RiviersbaayGa naar voetnoot222 in zee werpt. Laat in de avondGa naar voetnoot223 arriveerde wy aan eene verlaate plaats van Thomas Fereyra (Jagerbosch genaamd).Ga naar voetnoot224 Wy betrokken het leedige door de Caffers deels afgebrande huis, en spreyden daar onze legersteede; onze nachtrust herstelde volkoomen de vermoeynis van den voorigen dag; wy vonden hier zeer schoone zuure Limoenboomen en zogenaamde narretjes (een soort van mandaryn appeltjes) zeer aangenaam van smaak welk gewas aan de Kaap uit China werd overgebragt en zeer weelig in deezen oord groeyd; deeze waren egter door gebrek aan vochtigheid zeer klein en ingedroogd. |
|