Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd[12 April 1803]DINSDAG den 12e APRILGa naar voetnoot86 vervolgde wy onze tocht naar de plaats van de Commandant Lombart.Ga naar voetnoot87 (Door zulk een Commandant verstaat men zodanig een vertrouwd ingezeten, welke onder onmiddelyk toezicht van de Landdrost, het bevel voerd over de weerbare manschappen uit het district, by het doen van optochten tegens stropende wilden of tot opspeuring van gedesigneerde kwaaddoenders, dezerteurs etc: ieder district heeft bovendien nog een zeker getal veldcornets en veldwagtmeesters, welke in een mindere graad tot hetzelvde einde medewerken; het gebeurd dat zulke optochten twee honderd uuren verre landwaards in, en maanden lang duurende worden gedaan, wanneer onlusten met de naburige wilde volkeren zyn ontstaan; dit optrekken getroosten de boeren zig niet alleen, maar veele zyn in hunne harten vreugd als zy opgeroepen worden, als zynde algemeen groote vrienden van zwerven en trekken). De weg welke wy volgde, leide ons door een wyd uitgestrekt vrugtbaare vlakteGa naar voetnoot88 welkers grootste breedte wel vier uuren zal gehad hebben; de grond tot aan de gezigteinder met gras bedekt, zoude indien hier geen gebrek aan water was, zeer goede bouw en teellanden zyn, maar de zwarigheid om van | |
[pagina 23]
| |
hier voortbrengselen te vervoeren zoude dan nog de ploeg uit de grond houden; op deeze geheele weg is ons geen wild ontmoet, dat toe te schryven is aan de sterke bewoning van deeze oord. Tusschen tien en elf uuren kwamen wy op de plaatsGa naar voetnoot89 van der heer Lombart; het woonhuis en de stallingen staan op eene grasryke hoogte en hebben een ruim en zeer aangenaam uitzicht over de tuinen en bouwlanden welke in de valley leggen en besproeid worden door de DuivenhoksrivierGa naar voetnoot90 welke op eene afstand van drie honderd schreden over een keyebed snelvlietend langs de woning loopt; zware klipbanken maken hier en daar een verval van water, het welk gevoegd by het digte kreupelhout welke de beyde oevers bezoomd een romantiek aanzigt aan deeze plaats geeft. De heer Lombard heeft by de jongste onlusten met de stropende kaffers veel nut bewezen, en by het verdryven van de zelve veel moed en beleyd aan den dag gelegd, zyn Ede verhaalde ons dat op een uur afstand van zyne plaats aan de Slangerivier een kraal vrye Hottentotten zyn gelegen welke zig zeer rustig gedragen en van de melk en het vleesch hunner kuddens leeven. Zonderling zien er hier op het land de huishoudingen uit; de Landlieden hebben meest al talryke familles benevens een menigte slaven van zogenaamde vrye Hottentotten; men doet schier geen stap of is omringd van een aantal kinderen en meiden van allerlei ouderdom en couleur. De kinderen zyn doorgaans welgemaakt en gezond, hoewel de zelve, except die van de meester, meest al geheel nakend loopen: de kleding der meiden is mede niet veel byzonders, eenige der zelve kan men egter aanzien dat trotsch zyn op hunnen Hottentotsche bevalligheden, de zelve nog meerder luyster byzettende, door zig de wangen met roode aarde te blanketten, en zig de huyd met vet te besmeeren. Na volgens africaansch gebruik goed gespysd te hebben, reeden wy na de plaats van de heer DupréGa naar voetnoot91 leggende een uur afstands van hier aan de Krombeks rivier; den eigenaar ontfing ons met beleefdheid; het woonhuys staat op eene ruyme grasvlakte omringd van stallingen en veekralen, meest met jonge runderen opgevuld; ter linker zyde staan eenige Hottentotsch hutten aan de | |
[pagina 24]
| |
voet van welke de rivier heenen vliet, men heeft uyt de zelve eene afleiding gemaakt welke zig agter het woonhuis tot een vyver vormd welke zeer vischryk is; op de andere oever van deeze kom staat een welaangelegde smedery en wagenmakers winkel, in welke verscheide knegts beezig waren te smeden; zy scheenen hun werk goed te verstaan: ik kan niet voorby aantehalen dat zig in deeze smedery eene jonge Hottentot bevond welke de blaasbalg bestierde; het was een frische meid, welke hier onder een menigte knegts in de bloote natuurstaat zonder eenige kleding haar werk verrichte, zig weinig bekreunende alle haare bevalligheden aan een iegelyk onbeschroomd ten toon te geven. Ik kon dog niet bemerken dat deeze Vulkanen hier van afleiding hadden of andere gloed gevoelde dan dat van het yzer dat bearbeid werd. |
|