Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
DONDERDAG den 7e APRIL des morgens ten zeven uuren reeden wy in het gezelschap van onze hospes van hier, onze osse wagensGa naar voetnoot47 waren reeds een groot uur vooruit gereden als moetende een omweg maken, dat met onze paarden niet nodig was; wy volgde een smal zogenaamd veepad dat zeer klipachtig en afwisselend steil was,Ga naar voetnoot48 dog wy beklaagde ons niet het zelve gekozen te hebben uithoofde van de schoone gezichten zoo over het omleggende land, als bezyden ons in de diepte waarin de Breed-Rivier snel voortstroomde; de beide oevers der rivier zyn met zwaar hout begroeid, en welaangelegde hoeven wisselde dit beneden ons leggend verschiet af; in de verte zagen wy onze caravane langsaam op de groote landweg aankomen en een half uur gevorderd zynde vonden wy ons weder vereenigd; op dat ogenblik ontmoete ons verscheidene wagens, welke (zooals de Kapenaars zeggen) onder uit het land komen. De lieden by dezelve, gingen zeep, boter, en drooge vrugten, tegens andere behoeften verwisselen, en tevens om kinderen te laaten doopen. Het is hier veelicht de plaats om te zeggen, dat tot hiertoe alle de bewooners der binnenlanden, hoe verafgelegen ook, verplicht zyn, by huwelyk of kinderdoop na De Hoofdstad op te komen; en daar de Kaapsche boer weinigstens zoo goed zyn belang bereekend, als de landman in andere landen, gebeurd het veel al, dat een huysgezin na de stad op koomt om te trouwen, en ter zelver tyd twee à drie kinderen te doen doopen: welke by anticipatie op de plechtigheid gebooren zyn. Indien deeze wyze van Speculatien niet volgens de strikste wetten der goede zeeden zyn, zal men tog moeten toestemmen, dat men niets gemakkelyker en goedkooper kan uitdenken; voortaan zal men andere wetten daarstellen waardoor deeze abuizen vernietigd en tevens het voorgestelde doel van het Gouvernement word bereikt. Na dat wy ons een ogenblik opgehouden hadden, namen wy van de ons tegemoet gekome landlieden afscheid; niemand onzer had gedagte dat dit met een salvo uit hunne geweeren moest bekragtigd worden: dan op het onverwagts toen zy ons de rechter hand toereykte loste zy met de linke hunne roeren, en hadden wy geene tamme paarden gehad, zoude veelen onzer deeze groet met eene veel te diepe buiging beantwoord hebben; 's Land's wyze 's Lands eer, maar ieder wagte zig voor schade vooral met schigtige paarden. Tegens ongeveer tien uuren bevonden wy ons weder aan den oever van de | |
[pagina 14]
| |
Breede Rivier op de hoogte waar wy dezelve met een pont passeeren moesten;Ga naar voetnoot49 de opzichter van de pontGa naar voetnoot50 bragt ons met onze wagens spoedig aan de overzyde en bood zig aan ons na Zwellendam te geleiden uit vrees dat de Poespas-valleyGa naar voetnoot51 en de Klein-Rivier,Ga naar voetnoot52 welke een half uur van dat dorp zyn gelegen, door de gevalle regens te veel zoude gezwollen zyn om zonder gevaar te passeeren. Geduurende de overvaart in de pont nam ik de gelegenheid waar, een schets van het landschap en Rivier te teekenen.Ga naar voetnoot53 Aan de Poespas-valleyGa naar voetnoot54 gekomen zynde, mogten wy ons verheugen de pontschipper by ons te hebben; wy vonden zyne gezegdens in allen deele bewaarheid, want zonder zyne grondige kennis der waadbaare plaatsen waren wy zeer moeylyk door agt à tien spruiten welke wy over moesten met onze paarden te regt gekomen, ook bevonden wy ons binnen een half uur aan de drostdyeGa naar voetnoot55 by de Landdrost FaureGa naar voetnoot56 te Zwellendam. Wy wierden door de Landdrost en desselfs famille bestaande uit vrouw, | |
[pagina t.o. 14]
| |
Genl. Jan Willem Janssens
(Goewerneur en Generaal-en-chef) | |
[pagina t.o. 15]
| |
Rheeboksfontein, Klein-Brakrivier
(Die woonhuis van die wed. Pieter Terblanche, Desember 1959) | |
[pagina 15]
| |
dochter en nichtje zeer vriendlyk ontfangen.Ga naar voetnoot57 Die Gouverneur benevens myn persoon werd logement aangeboden het welk wy niet konde ontwyken aanteneemen. De ambtenaaren en voornaamste ingezeetenen kwamen hun welkomst bezoek by de Generaal brengen, zoo dat wy tot na de middagmaaltyd eene voorgenoome wandeling door het dorp moesten uitstellen. Het dorp Zwellendam zyne naam ontleenende na de voormalige Gouverneur Zwellengrebel en zyne vrouw Van Dam,Ga naar voetnoot58 legd op sestig uuren afstand van de Kaapstad in eene zeer aangename vlakte; vier à vyf jaaren geleden bevonden 'er zig behalven de kerk en de drostdye slegts vyf of zes huyzen met riete daken, welk getal nu tot ruym sestig is aangebouwd; de kerk,Ga naar voetnoot59 zynde een met smaak gebouwd kruisgebouw, omgeven van een ommuurd plein, staat ongeveer te midden in de eene rey huyzen welke het dorp uytmaaken; men was juist beezig een schoon woonhuis nevens de Kerk voor de predikant te bouwen;Ga naar voetnoot60 wy zette onze wandeling voort tot aan de Gouvernements bosschen welke in de kloven der bergen agter het dorp leggende reedelyk uytgestrekt zyn. Jammer is het dat deeze moye valley te verre van de hoofdplaats is gelegen om regulier de producten na derwaards optebrengen, zoo dat dezelve slegts nuttig kan weezen om voor het bestier der volkplanting een intremediair punt te hebben, en tevens een rustig aangenaam verblyf te verschaffen aan menschen, welke met de overige stervelingen weinig te doen willen hebben. Het geene men van de gastvryheid verhaald, is voor zoo verre wy het thans kunnen beoordeelen, niet overdreven; tot nu zyn wy altyd zeer wel ontfangen, en overal vonden wy tafels met profusie aangedischt: in Europa berekend men wat men behoefd om een zeeker getal gasten na zyne omstandigheden wel te onthalen, hier niet, maar men bereid en geeft alles wat maar geefbaar toeschynd, dat tog minder kost als men by de eerste opslag meend, wyl alle de spyzen voortbrengselen van hunne eygene plaatsen zyn; by het afscheid ontfangt men op de hiervoorens beschrevene wyze een salut uit de | |
[pagina 16]
| |
geweeren; niet zeldzaam verzogten wy van deeze Eer verschoond te zyn dog te vergeefsch zo dat wy maar moesten zorgen spoedig welgesloten te paard te komen wilde wy de maaltyd niet door een verhaaste digestie bekopen. Hoe gering de afstand ook is die wy pas afgelegd hebben, vereyschte onze voertuigen reeds reparatien; alles schokt op deeze rotsachtige wegen zodanig uit den andere, dat byna niets bestand is wederstand te biede; onze wagens werden dan goed voorzien, en zulks met te meerder zorge, daar ons voortaan tot doen van reparatien de gelegenheid staat te ontbreeken. |
|