eenig door hun aangevraagd hout te doen kappen; de wet om alleen op ordonnantien te mogen houtvellen heeft een groot nut, want zonder dat, zouden de bosschen ras vernield zyn, en het reeds bestaande gebrek van hout in deeze volkplanting spoedig zorg verwekken: wyl de landlieden veel al de gewoonte hebben de goede boomen te vellen en het jonge hout te vernielen zonder op den dag van morgen te willen denken.
Voorheen bestonden er in de Zoetemelksvalley eenige kralen Hottentotten welke hier vreedsaam leevde; zedert de komst der Engelschen aan de Kaap heeft men deeze arme Lieden verstrooyt, en zulks, omdat eenige landlieden hun verblyfplaats geschikt vonden tot den aanleg van leeningsplaatsen, het geen reden genoeg schynd geweest te zyn, deeze ongelukkige te verdryven, en veelicht tot zwervende Kwaaddoenders te maken; het zoude mischien niet onstaatkundig weezen om een gedeelte deezer valley te bestemmen, om aan Hottentotten uyttegeven, en door hun een onafhanglykheid onder het bereik der wet te bezorgen, aan de volkplanting te verkleven; hoe veel rust zoude het niet verschaffen, indien alle de zwervende en van roof levende inboorlingen, behendig tot nuttige lieden der maatschappye, of weinigstens tot rustige bewoonders wierden herschept. De Gouvernements bosschen te veel buyten onze weg leggendeGa naar voetnoot38 bezochten wy dezelve niet, dog op de afstand te beoordeelen zyn de zelve nog aanmerkelyk, en de goedgevestigde naam van de posthouder kan wellig doen vertrouwen, dat de zelve goed beheerd worden.
Na circa een uur vertoevd te hebben, zette wy onze dagreyze voort door de vlakte; een weinig beduidende arm van de Krom Rivier doorwadende, ter onzer linkerhand zagen wy de plaats van Wessels, GanzekraalGa naar voetnoot39 genaamd, welke zeer vrugtbaar schynd te zyn. In de laatste jaaren is het wild in deeze streeken merkelyk verminderd; wy zagen enkelde bokken en korhoenders dog op te verre afstand om jagt op dezelve te maken; na een uur voortgereden te zyn passeerde wy een beekje de BokrivierGa naar voetnoot40 genoemd en kwamen ras voor de Rivier-zonder-eind zynde door de gevallene regen van deeze nagt vry gezwollen; gelukkig dat de heer RedelinghuizenGa naar voetnoot41 wiens plaats in de
nabyheid legtGa naar voetnoot42
| |
een schuit aan de drift had met welke wy de goederen, van de wagens afgeladen zynde, konde overbrengen. De snelle stroom hinderde veel aan het overzwemmen der Rydpaarden en trekossen dog alles liep zonder ongelukken af en wy kwamen behouden op de naby gelegene plaats aan, alwaar wy aftraden om het middagmaal te houdenGa naar voetnoot43 dat ons weder met profusie werd voorgezet. Zonder in de namiddag veel merkwaardigs te ontmoeten,Ga naar voetnoot44 als blootelyks dat ons een regenbuy overviel zoo als ik my niet geheug ooyt gezien te hebben, kwamen wy doorweekt op de plaats by de heer LouwGa naar voetnoot45 aan, alwaar wy als na gewoonte ontfangen wierden en ons nagtverblyf hielden.
In deeze oord houden zig veele Zebra'sGa naar voetnoot46 en Struisvogelen op: onze vriendelyke gastheer beloofde zyn best te zullen doen eenige in leven te vangen en na de Kaapstad op te zenden. |
-
voetnoot35
- Die goewermentspos Zoetemelksvalley aan die Riviersonderend (tans Sw. Q 4.48 fol. 172), opgerig deur die Kompanjie en geplaas onder toesig van 'n ‘baas’ wat ook opsigter was van die inheemse bosse teen die Sonderendberge. Vrugbare grond met 'n eie watermeul in die bergstroom. Dit was een van die poste vir die ruitery wat Paravicini di Capelli in 1804 as deel van sy verdedigingsplan sou oprig. (Vgl. V.R.V. 10 (Lichtenstein), pp. 195-197; V.R.V. 11, p. 157 en Barrow II, p. 350.
-
voetnoot36
- Die poshouer was ‘Baas’ Theunissen. Volgens De Villiers (G.R. III, P-Z, p. 414) Jan Marthinus Theunissen uit Maastricht, volgens dr. John Muir (art. ‘Die Bewaarder van die Voorposte’, Die Huisgenoot, 9.3.1934), Marthinus A. Theunissen (geb. 1744, oorl. (te Swellendam?) 23.5.1828). Hy is nog deur Ryk Tulbagh aangestel en het in 1772 sy pos aanvaar. Hy word ook eienaar van die aangrensende plaas Ziekenhuys (B.R. 52, pp. 81-101). Vgl. verder oor hom: V.R.V. 11 (Lichtenstein) pp. 157-158.
-
voetnoot37
- B.R. 93, nr. 1, Janssens aan Theunissen, 6.4.1803. Dit is die eerste amptelike brief wat op die landreis geskrywe is; die oorspronklike kopie is in die handskrif van Paravicini di Capelli.
-
voetnoot38
- G.M. IV, p. 104: ‘... de weezendlyke gouvernementsbosschen lings in de klooven der groote bergen leggende...’
-
voetnoot39
- Op 27.3.1689 meld Izak Schrijver reeds die ‘Ganse coral’ (G.M. III, p. 121). Die plaas Ganzekraal aan Slangrivier (tans Sw. Q 2.2) het in 1803 as eiendomsplaas behoort aan Hendrik Wessels (ged. 8.12.1748). Vgl. G.R. III, P-Z, p. 581; V.R.V. 19 (Duminy) p. 80 voetn. 8 met landkaart na p. 318, en B.R. 72, pp. 29-54, waar landdros A.A. Faure die plaas beskryf as ‘zynde deeze de eerste plaats van 't Stellenbosch district’. Die grens tussen Stellenbosch en Swellendam het nl. tussen Droogeboom en Ganzekraal geloop.
-
voetnoot40
- Op die plaas Bokke-Rivier (nou Sw. Q 3.12 fol. 83). Die eienaar was Charles van Helslandt, getroud met Jeanne Françoise Duminy, dogter van François Renier Duminy en Johanna Margareta Nöthling (V.R.V. 19 (Duminy) pp. 8 en 79-102 en kaartjie na p. 318).
-
voetnoot41
- Johannes Hermanus Redelinghuys, gedoop 29.8.1762 en getroud met Cornelia Linde, suster van die Swellendamse kommandant Jacobus Linde; en jonger broer van die Kaapse Patriotleier, Johannes Hendrickus Redelinghuys (G.R. III, P-Z, p. 110) en C. Beyers, Die Kaapse Patriotte, 1779-1791, Kaapstad, 1929, p. 104 e.v. en V.R.V. 18 (Van Reenen), p. 32.
-
voetnoot42
-
De Drooge Boom wat aan die suidekant aan die plaas Bokke-Rivier grens (tans Sw. Q 2.21 fol. 67). Die plaas lê aan weerskante van die Riviersonderend maar die roete het hier suidwaarts oor die rivier geloop, nog op Bokke-Rivier se grond. Die opstal van Redelinghuis was ‘een kleyn kwartier van deeze drift geleegen’ (G.M. IV, p. 104).
-
voetnoot43
- V.R.V. 18 (Van Reenen), p. 32: ‘... en de Commdt Jacobus Linden aantroffen die meede een van onze reisgenooten was, om de inlandsche reize meede te doen.’ Jacobus Linde (16.9.1760 - 2.5.1843) was die tweede seun van die stamvader (G.R. II, A-O, p. 224 en ds. G.J.N. Maass, Ouwerf Kerkgebou, Lindeshof. Uitgegee deur die N.G. Kerk, Riviersonderend, 1960). Sy woonplaas was De Oudekraal gelegen aan de Koornlandskloof, en digby dié van sy swaer Redelinghuys. Linde het verskeie plase van 1784 op sy naam gekry. Die vermaarde Swellendamse kommandant het 'n bewoë militêre lewe gehad en aan alle grensoorloë tot 1835 deelgeneem. Hy is op 22.3.1803 per brief deur Janssens uitgenooi om die landreis mee te maak en het hom hier ‘met tien schoone jonge lieden’ by die geselskap gevoeg (B.H.D. III, p. 209).
In 1804 is hy deur die Bataafse bewind as ritmeester aangestel en het aan die Slag van Blaauwberg deelgeneem. Hy is oorlede en begrawe op Leeukraal, Riviersonderend. (Vgl. oor sy lewe o.a. Tomlinson, p. 92 e.v. Biografiese inligting, kantoor van die S.A. Biografiese Woordeboek, Kaapstad).
-
voetnoot44
- Van Drooge-Boom is na die middag oor die plase Tijgerhoek (tans Riviersonderend), Appelskraal (van Nicolaas Linde), Aan de Groote Vlakte (Holtzhausen), en Van der Wattskraal (van Theunis Holtzhausen) gereis, noord van en parallel met die huidige nasionale pad, en vervolgens noord-oos na Avontuur (Stormsvlei). (Vgl. V.R.V. 10 (Lichtenstein) p. 197; B.H.D. III, p. 147 en V.R.V. 19 (Duminy), p. 82).
Dit is waarskynlik op hierdie trajek dat kommandant Human met sy tien jong manne by die geselskap gekom het (B.H.D. III, p. 209). Pieter Gerhardus Human (ged. 4.9.1768, oorl. 1817) het die plaas Aan de Brakkekloof aan de Mallabaarshoogte langs die Riviersonderend gehad. Hy is ná die landreis bevorder tot provisionele veldkommandant en ritmeester van die Swellendamse burgerkavallerie. (G.R. I, A-J, p. 359 en Tomlinson, p. 93; M.O.O.C. 7/75 fol. 31 (testament); B.R. 39, p. 293, J. 291, Opgaaf Swellendam, 1806, en B.R. 8, p. 300).
-
voetnoot45
- Jacob Daniel Louw (ged. 24.8.1766 en getroud met Maria E. Knoop op 18.7.1790 (G.R. II, A-O, p. 268; V.R.V. 18 (Van Reenen) p. 32 voetn. 23). Sy plaas was Avontuur (Stormsvallei) ten weste van die Hessekwaskloof, die historiese deurtog na Breederivier deur die aalwynkoppe, noordoos van Stormsvlei van vandag (Vgl. V.R.V. 10 (Lichtenstein) p. 199 en V.R.V. 11 (Lichtenstein) pp. 173-174.)
-
voetnoot46
- Waarskynlik word bedoel Equus (Hippo tigris) zebra zebra (Linnaeus), die Kaapse wildeperd of bergkwagga. Ook bekend as Equus Montanus (Burchell, 1822).
|