Reize in de binnen-landen van Zuid-Africa
(1965)–W.B.E. Paravicini di Capelli– Auteursrechtelijk beschermd[2 April 1803]DEN 2de APRIL bevonden wy ons geheel uytgerust en des morgends van den volgende dag vertrok de Gouverneur vergezeld van de twee Kaapsche ingezetene DirkGa naar voetnoot5 en Daniel van ReenenGa naar voetnoot6 (vader en zoon) de heer Nelson,Ga naar voetnoot7 de tweede | |
[pagina 3]
| |
Luitenant GilmerGa naar voetnoot8 geleidende een Detachement Dragonders, de Chirurgyn major PassetGa naar voetnoot9 en myne persoon van de Kaapstad. Het Fort de goede Hoop begroete den Gouverneur by de doortocht met eenentwintig kanonschooten; en circa een uur buyten hetzelve gekomen zynde, namen de heeren Raden van Politie,Ga naar voetnoot10 de Commandant van de bezetting,Ga naar voetnoot11 en eenige officieren welke alle ons begeleid hadden afscheid, om na de Kaapstad terug te keeren. Gelyk visschers by het uytwerpen van hunne netten hunne goede vangst drinken, dronken wy een teug rhum op onze goede reize, en reeden toen de Kaapsche ZandvlakteGa naar voetnoot12 (welke tusschen de Stad en het Hottentotsch gebergteGa naar voetnoot13 legd) in; na twee uuren gevorderd te zyn kwamen wy aan de Eerste Rivier op de plaats en wooning van de heer Philp MeyburgGa naar voetnoot14. Den eigenaar gedoogde | |
[pagina 4]
| |
niet, dat wy een middagmaal, door hem met voordagt gereed gemaakt, en met veel heuschheid aangeboden onaangeroerd lieten, zoo dat wy, na onze vriendelyke hospes hier in te vreeden gesteld te hebben onze dagreyze voortzette, en des avonds aan den voet van het Hottentotsch gebergte aankwamen en by de heer W. MorkelGa naar voetnoot15 ons nagtverblyf namen. Het aangenaame weder lokte ons uyt, om den oord in de omstreek te doorkruyssen; de vlakte van Hottentotsch Holland legd zeer vrolyk aan de eene zyde door de False Baay bespoeld, en van de andere zyde circelvormig door het hooge gebergte omgeven; de grond is uytermatig vrugtbaar, de Laurens RivierGa naar voetnoot16 welke zyne oorsprong uyt het byleggende gebergte ontleend en het geheele jaar veel water afvoerd doorsnyd deeze vlakte om zig in de Falsebaay naby de gebergtens van de HanglipGa naar voetnoot17 te ontlasten; de landlieden leggen zig meest op de wynteeld toe en bouwen weynig meerder graanen als zy tot eygene consumptie benodigd hebben; ook weiden zylieden geen ander slagtvee als tot eygen behoefte. Vrugten en groentens van alle soort groeyen hier in menigte en zeer weelderig. Tydens den aanval der Engelsche en hun verblyf in de Falsebaay,Ga naar voetnoot18 trokken zy hunne meeste provisien uyt deeze oord hoe zeer het aanlanden, zelfs met de kleinste chaloupen met veel gevaar gemengd was, uythoofde der veele klipbanken welke zig langs (het anders vlakke strand) in zee bevinden. De vlakte van Hottentotsch Holland heeft weynigstens twee uuren omtrek, de bevolking is egter sterk genoeg om tachtig en meerdere blanke strydbaare manschappen te kunnen opleeveren. Geduurende onze wandeling vonden wy | |
[pagina 5]
| |
in de duynen welke deezen oord van de Kaapsche Zandvlakte scheyd, een heestergewas, een menigte groene bessen ter groote van een erwt voortbrengende, groeyende aan trossen gelyk de lysterbes; de inwoonders noemen deeze heester, Waschboom,Ga naar voetnoot19 uythoofde de vrugt met wasch rykelyk overdekt is, en wel zoo; dat honderd ponden bessen, door afkoking, elf à twaalf ponden zuyvere groene wasch opleeveren; deeze wasch is in deugdsaamheid de gewoone wasch gelyk, men bleekt dezelve na op yzere plaaten in platte koeken gegoten te zyn, in de opene lugt, en gebruykt ze dan om te branden en tot meer andere eindens; voorheen, bestond 'er een verbod dat deeze boomen niet mogten worden afgekapt of uitgeroeyd, eensdeels om der zelver vrugt, en anderdeels om het nut dat deeze heester tegens het verstuiven der duinen aanbrengt, dog men schynd dit verbod, even als veel andere vergeten te zyn. Het zal niet onnutig zyn het zelve te vernieuwen; het moet zonderling voorkomen dat men geen meerdere zorg draagd voor gewassen die zonder moeyte te kosten aan de natuur overgelaten, voordelen verschaffen, maar hier te lande heeft men eene soort van onverschilligheid zoo als men elders niet aantreft. De avondwandeling, gevoegd by de vermoeynissen van de reyze deeden ons greetig op het maal dat met pracht aangedischt werd, aanvallen; men had niets gespaard, en onze gulle hospes deed ons onder de goede voortbrengselen van den oord boven al zyn druiventeeld pryzen; als iedere dag van onze Landtocht door twee eetmalen zoo als deeze dag zal afgewisseld worden dan konde wy onze wagens wel terug doen keeren, en een iegelyk aanraden de woestynen van Zuid-Africa te gaan bezoeken. Goede bedden, volle tafels, wie zoud op die wyze niet reyzen willen. Alvorens deeze aangenaame oord te verlaten wil ik tot de Kaapsche Zandvlakte terugkeeren. Zeer eygen aartig is de naam van die breede strook land welke het eygentlyke voorgebergte op welke de Stad en het Fort de Goede Hoop gebouwd is van de volksplanting afscheid; de geheele Kaapsche Vlakte draagd de kenmerken dat het tegenwoordige voorgebergte voorheen een eyland moet geweest zyn en dat desselfs tegenwoordige verband aan de vaste wal door de opdroging van een Canaal veroorzaakt is; de Tafel en Falsebaay zouden volgens myne veronderstelling vereenigd geweest zyn; juyst over elkanderen gelegen, werden de beyde baayen nog ieder jaar ondieper; de Zoutrivier welke de Kaapsche Vlakte doorsnyd en op dit tydstip byna op alle plaatsen doorwaadbaar is, heeft een bed dat aanduid voorheen van groote uytgebreydheid geweest te zyn. De strekking der Hottentotsche gebergtens zoo wel als die welke zig van de Kaapstad langs de eene oever der False baay uitstrekken bevestigen my in het vermoeden, dat deeze uythoek (veellicht eeuwen geleden) aan groote wisselingen is onderhevig geweest. De Kaapsche | |
[pagina 6]
| |
Vlakte neemd een aanvang by de Zoutrivier, en alle de uytgestrektheyd tusschen de twee baayen bevattende, is dezelve omgeven door de vrugtbaare Koe en Tigerbergen, het dorp en drostambtGa naar voetnoot20 van Stellenbosch, de Perel, het Rondeboschje, de Wynbergen en de Kaapstad. Het was reeds laat in den avond of liever laat in de nagt geworden alvorens wy ons ter rust begaven, dog dit belette niet dat wy MAANDAG den 4de APRIL vroegtydig op onze paarden geklommen en na onze hospes voor zyn vriendelyk onthaal bedankt te hebben, onder het geleide van de jonge lieden uit de nabuurschap van zyne plaats afgereden. Een half uur gevorderd zynde, kwamen wy aan de vrolyk leggende plaats van D. Morkel,Ga naar voetnoot21 welke ons was wagtende om tot aan de Hottentotsch-Hollandsch KloofGa naar voetnoot22 mede te ryden. Spoedig bevonden wy ons aan de voet van dezelve en na onze wagens met meerder ossen bespannen te hebben, begonnen wy de eerste voorleggende bergrug te beklimmen, de steyle opgang zoo wel als de met klipsteenen bezaayde weg noodzaakte veele onzer van de paarden te stappen, en te voet na boven te gaan. Hoe moeylyk dit ook was, vonden wy ons rykelyk beloond, toen wy na een groot halfuur geklommen te hebben de top bereikte, en aldaar door een der belangrykste gezichten werden verrascht; aan de eene zyde hadden wy het uytzicht over de vlakte welke wy doorgereden waren benevens de beyde baayen aan welkers oevers de Kaap en Simons Stad gelegen zyn, terwyl onze ogen aan de andere zyde nederzagen op het bergachtig land in het welke wy gingen afklimmen; wanneer men aan onafzienbaare bouw en weide landen van ons vaderland gewoon is maakt het prachtige van zulke gezichten een zonderlinge indruk. Onze reisgenoten voorspellen ons egter meer belangryke gezichtpunten. De helling thans minder steil zynde als by den opklim, stegen wy op onze paarden en verlieten de Kloof om beneden gekomen zynde de wagens in te wachten welke al ras aankwamen en met ons de Palmiet Rivier (aldus genaamd naar de plant welke in groote menigte in de Rivier groeyd)Ga naar voetnoot23 te doorwaden, | |
[pagina 7]
| |
het welke in dit Saisoen nog geene zwarigheid ontmoet, dog in de reegen getyden moeylyk en somwylen ondoenlyk is, als dan stort er zoo veel water van de omliggende gebergtens dat de geheele valey met water bedekt is, en men soms veertien dagen ja drie weeken voor de Rivier moet blyven alvorens zonder levensgevaar den anderen oever te kunnen bereyken. De menigvuldige uitspoelingen by zulke stortvloeden in het bed der rivier plaats hebbende (aan welke kolken de AfricanenGa naar voetnoot24 de naam van zeekoegaten geeven, uyt hoofde dat dit monster zig in dezelve tot veiligheid ophoud) vermeerderen het gevaar van de doortocht aanmerkelyk; de Engelsche doctor PatersonGa naar voetnoot25 en onderscheiden andere lieden hebben het onbedagtsaam passeeren van de Palmiet Rivier met hun leven geboet. Het zoude een wezendlyke verbeetering voor de bewooners der binnenlanden zyn indien op hunne gezamentlyke kosten ponten aangemaakt, en op alle zulke rivieren geplaatst wierden. Tegens elf uuren kwamen wy aan een veeplaats van de heer EcksteenGa naar voetnoot26 en maakte aldaar eene halte om menschen en vee te verfrisschen. Door veeplaats verstaat men hier algemeen, een streek lands en bergruggen welke geschikt zyn tot het weiden, en na welke men gemeenelyk des zomers het vee dryft, uythoofde dat in de nabyheid der gebergtens geduurende dat saisoen meerder water te vinden is, dan op of om de ordinaire hoeven der landbewooneren. Een goed middagmaal gehouden hebbende, reeden wy voort de groote landweg houdende, aan welkers beyde zyden onderscheidene Leeningsplaatsen leggen.Ga naar voetnoot27 Des avonds traden wy af by de Veld Cornet W. Otto, en namen | |
[pagina 8]
| |
aldaar ons nagtverblyf in het welke wy wederom met gulheid werden onthaald.Ga naar voetnoot28 |
|