Princeliicke deuiisen

[p. 379]

CLXXI. Num slatus telluris, honor?

Sal dan den lichten Bal, het bol geblaes der aerden
Oock een vereering zijn des rechters groot van waerden:
Iae't. Want al-hier op aerd is al ons wereltsch' eer
Soo weynich als een vvint, oft immers niet veel meer.

Men lacht met menich woort, dat somtijts een wijs helt
In stede van Devijs in sijne VVapen stelt.

Elck een die vraegt terstont, VVat reden mach dit wesen?

Can desen lichten Bal, vol wints, stijf op-geresen,

Versamelt met een Zoo, een Slotel, en een Mijt,
Vereeren eenen man die heerschet wijt en zijt?

Voorwaer al dit te saem can ons seer claer beduyden,

Dat een Landts-heer gebiedt Lant, Huysen, Gelt en Luyden.

Den Bal, beteeckent macht, bevell in crijg en vree:
Den Slotel, huys en hof: de Zoo, het lant en stee:

[p. 380]

 

Den Penninck hecht al dit te samen als een vind er:

 

Den Vorst siet toe dat geen van al dees vier en minder.

Anders.

Ick sie, de wereltsch eer is anders niet dan stoff:
En anders niet dan wint, is allen ons gepoff.

HEt oudt ghebruyck oft costuyme der Romeynen was sulx (als in de boecken der Rechten staet, Cod. 12. tit. de Praetor.) dat de inwoonders ende ondersaten der Provincien ende landtschappen (die onder heur gebiedt waren) de nieuwelingen, oft de gene die eerst in een vreemt bevell oft ampts bediening quamen, om Overste, Bailliu, oft Gouverneur te wesen, vereerden, als tot een blijde incomst, in het eerste met seven stuyvers voor elck hooft; ten tweeden met een Mote, Risch oft Zoo aerde; ten derden met eenen Slotel; ten vierden met eenen Bal, oft een heel ront Sacxken. De Zoo schoncken sij hem, tot een teecken dat de Overheyt des lants sulcken geschicktheyt ende ordinancie behoorden in te stellen ende te onderhouden, dat de eerdgewassen, ende de eetwaeren niet dier en wierden: maer datse in sulcken redelicken prijs van hem ghehouden moesten worden, datter geen dierte oft hongers noot over en quam: Ende daerenboven, dat den selven Lants-oversten sich selven soo wijsselijck te gedraghen had, teghen all sijn ondersaten, dat hun schijnen soude datse een heel velt Lants voor een Risch oft Zoo ontfangen hadden. De gift oft tpresent van den Slotel, bediede Vrijheyt, Autoriteyt, ende Volle macht, die hij had in het Recht te bedienen. Den

[p. 381]

Bal oft Cloot beteeckende de groote Mogentheyt: gelijckerwijs alsmen leest dat den Coninck Alexander wtleyde tbediet van den Bal, oft ronden Cloot, die hem vander Coninck Darius gesonden was. Oft anders den selven Bal mocht wel bedieden, de gantsche bedieningh ende bevell van den Crijgshandel, oft Oorlog.