Princeliicke deuiisen
(1615)–Claude Paradin, Gabriel Simeon– Auteursrechtvrij
[pagina 312]
| |
[pagina 313]
| |
Verhoopt niet, swacke mensch, dat ghij op deser aerden
De vrucht genieten sult, en daer nae oock aenvaerden
Den onverdienden loon van die vercoren zijn.
Het is voorwaer soo niet. Ghij moet met druck en pijn
In dit droef iammer-dal den suren appel bijten,
En uwen meesten tijt in tegenspoet verslijten.
Godts sone, die ons al het eeuwich leven geeft,
Noch meerder bitterheyt voor ons geleden heeft.
DE middel om onse salicheyt te vercrijgen, is gheleghen in het naevolghen vande heylige verholentheyt oft mysterie van de Passie oft het Lijden, ende oock van het Cruys onses Salichmakers: dat is (als hier vooren geseyt is) het verduldich lijden ende verdraghen van alle benautheyt ende teghenspoet deser werelts: ende daer mede het smaecken (mits de aenroeping des naeme Godts) de bitterheyt van desen geestelicken salichmakenden Kelck, segghende alle gelijck, met den Conicklicken Psalmist David in sijnen 15 Psalm: Quid retribuam Domino pro omnibus quae tribuit mihi? Calicem salutaris accipiam: & nomen Domini inuocabo. al oftmen seyde: Wat sal ick den Heere weder gheven voor al tgene dat hij mij ghegheven heeft? Den Kelck des Salichmakinges sal ick ontfanghen: ende den naem des Heeren sal ick aenroepen. |
|