Anders.
Verkiest ghij eenen vrient, oft comt hij u self bij,
Gelooft het schijnsel niet, en acht niet op sijn woorden:
Maer let wel op sijn daet, en houdt u ordeel vrij,
Om mercken oft hij is gelijck hij wel behoorden.
Schoon spreken, soet geluyt, en minnelick gelaet
Bedect seer dick een guyt, en een bedrieger quaet:
Toetst dan die ghij begeert voor uwen vrient te houwen,
Oft hij in tegenspoet u niet en sal verflouwen.
Want een die veel belooft te wijl gij hebt geen noot,
Betoont dick in gevaer dat trouw bij hem is doot.
Maer die u, in gebreck geen bijstant laet te geven,
Houdt hem voor uwen vrient, soo lang als ghij sult leven.
GElijck alsmen om te versoecken ende te proeven oft het Gout, oft eenich ander metael fijn, suyver ende ongevalscht is, ons ordeel opschort totter tijt toe datmen't op den toetsteen gestreken, ende ghekeurt heeft, sonder datmen sich alleen betrouwt op de verwe ende den clanck, die dat van hem geeft: Alsoo oock, om te kennen oft de menschen vroom zijn oft goet, ende niet valsch van aert, moetmen letten ende gade slaen op het wtwijsen van heur deugdelicke, eerlicke, ende goede wercken oft daden, sonder alleen te blijven staen op heur schoon clappen, oft soetluydende woorden.