Princeliicke deuiisen
(1615)–Claude Paradin, Gabriel Simeon– Auteursrechtvrij
[pagina 259]
| |
[pagina 260]
| |
Dan mach geen ongeluc soo groot op aerden wesen,
Dat heur voorgaende zeer niet weer en sal genesen.
Den storm des houwelijx, dien ongestuymden wint,
Bringt dat schip niet te gront, daer twee soo zijn ghesint.
Maer wilt elck op sijn cant sijn eygen lust betrachten,
Soo gaet het huys te loor, niet can heur daer voor wachten.
| |
Anders.
Ons leven lijct een Zee, waer in elck een moet zeylen.
Met Aendacht en met Cracht: die dees twee wilt verdeylen,
Die zeylt wel meest te gront. Den Heer geeft ons verstant,
En wilt dat elck eerst denck, en dan gebruyck de hant.
Dees sterren zijn alleen die wij in all' ons leven
Aenschouwen moeten, eer wij ons in Zee begeven.
Wilt cracht alleen het zeyl bestieren en het roer,
Het gansche schip vergaet door stercke sotten voer.
ALsmen over Zee varende, aldaer siet verschijnen tweelichten oft vieren te samen (die de oude Heydenen Castor ende Pollux noemden, ende bij de Schippers van hedendaechs metten naem Sint Hermes bekent zijn) dat wort gehouden voor een seer goet ende geluckich teecken: maer alsmer maer een licht alleen en siet, dat wort geacht voor een bode van quaet. Insgehlijx oock inden houwelicken staet oft onder een huysghesind, soo wanneer de liefde aen beyde sijden even wel blijckt, ende om te seggen te samen blickt oft schijnt, als daer somtijts eenich onweder, storm ende moeyte inde huyssaken comt, dan is die eendracht een teecken van stilte, versekertheyt, geluck, en- | |
[pagina 261]
| |
de verlichting van alle teghenspoet. Maer als man ende wijf, van malcanderen metter herten ghescheyden, vervreemt, oft twistich zijn, dan en isser in de gantsche huyshoudinghe niet dan onghemack, strubbelingh, verwerring, schade, mishagen, ende ten laetsten een gemeyne bederffenis te verwachten. Anders soo soudemen het verduyteren van een van dese twee vierige Sterren oft Lichten, moghen nemen voor een bediedtsel van het groot ongemack, ende het quaet eynd datter te verwachten is, wanneer de sterckte oft cracht alleen iet wil bestaen, verscheyden zijnde van de wijsheyt oft voorsichticheydt. |
|