het statuut, relatie overheid - bedrijfsleven / statüt i relashon entre gobièrno i industria
JONCKHEER
Na de 2de wereldoorlog barstte in een grote reeks van Derde Wereldlanden de strijd tegen de koloniale overheersing los. Vele volkeren, waaronder het Indonesische, verwierven daarbij de onafhankelijkheid. De Nederlandse regering zag zich in 1954 gedwongen voor de Antillen en Suriname een regeling te treffen: het ‘Statuut’, waarbij deze landen zelfbestuur kregen voorzover het binnenlandse zaken betrof, maar buitenlandse zaken en defensie bleven in Nederlandse handen. De ‘koninkrijksregering’, die gevormd werd, bestond uit alle Nederlandse ministers, één Antilliaanse en één Surinaamse (zg. ‘gevolmachtigde’) minister. De Antilliaanse en Surinaamse gouverneurs werden door de Koningin benoemd. De gouverneur kan als bevelhebber van het plaatselijke Nederlandse ordeleger, de grondrechten opschorten en de noodtoestand afkondigen. Het Statuut betekende dan ook geen wezenlijke verbetering voor de bevolking. De ekonomie wordt immers geheel beheerst door het buitenlands bedrijfsleven en er bestaan zeer nauwe verbindingen tussen overheid en bedrijfsleven. Toen dan ook in '69 een massale volksopstand op Curaçao uitbrak, gericht tegen Shell-Wescar, was de gevolmachtigde minister Jonckheer (tevens ex-premier) betrokken bij het zenden van Nederlandse mariniers. Van diezelfde familie Jonckheer was er één in de 2de wereldoorlog juridisch adviseur van de Shell.