Wie wil d'r mee naar Oost-Indië varen. Liedjes uit de Compagniestijd
(1991)–A.N. Paasman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 122]
| |
Een nieuw lied, op het Oost-Indiënschip de Herstelder, 't welk tussen Hitland en Vero is gedichtStem: Zonder liefde, zonder wijnaant.Kom matroosjes, op de baan,
Denk nu aan uw liefjes,
Want onze reis is haast gedaan,
Schrijf maar minnebriefjes.
Schep maar moed en denk met vlijt
't Zijn maar honderd mijlen,
Die wij in korte tijd
Kunnen spoedig zeilen.
Want de meisjes trekken al
Daar de glaasjes klinken,
Daar zodra wij aan de wal,
Mee gaan zitten drinken.
Meisjes van de lichte trant,
In een hoerenkelder,
Die nemen wij voor 't eerst ter hand;
Zeil maar op! Herstelder.
Vrinden, schep maar goede moed,
Denk aan uw beminden;
Hebt gij nu wel tegenspoed
Van contrariewinden,
Dat wij moeten stadig an
Heen en weer laveren
En daarop met alle man
Onze zeilen keren.
't Best is dat onze botteliers maat
Nog aan ons doet denken;
Zie, hoe trouw hij bij ons staat,
| |
[pagina 123]
| |
Zoopjes in te schenken.
Schenk dan in de bekers maar
Uit de volle kruiken,
Want 't is hoog tijd, voorwaar,
Dat wij iets gebruiken.
Nu welaan dan tot besluit,
Laat ons niet verzuimen;
Zie de wind van 't westen uit,
Die begint te ruimen.
Hiermee wens ik u het best,
Zing dit lied maar helder
En roep nog te goeder lest:
Viva! de Herstelder.
Die dit liedje ondernam
Om het uit te schrijven,
Die zal wel te Amsterdam
Mogelijk niet lang blijven.
In de Vinkenstraat aldaar
Vindt gij hem voor vaste,
't Zijn er zeven bij elkaar
Van de Herstelders gasten.
|
|