Wie wil d'r mee naar Oost-Indië varen. Liedjes uit de Compagniestijd
(1991)–A.N. Paasman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |
Een aardig Oostindisch liedOp een aangename vooisaant.Het is nu ruim vijf jaar geleden
Toen ik naar Oost-Indië voer;
Door mijn Silvia geprezen,
Want zij woude niet zijn een hoer.
Kiesde toen de woeste zee,
Eer ik zag 't gewolde vee.
Ik heb Japan ook wel bekeken
En Ambon ook van gelijk,
Langs die klare waterbeken,
Vol van water en vogelrijk.
Daar dat zwarte geile goed
Staag haar grage lusten boet.
Van Japan al naar Malakken
Heetten zij ons wellekom.
Op Suratte liet ik 't plakken,
Daar de matroosjes hebben de roem.
Drinken wijn van het overschot,
Lustig uit de terri-pot.
Het is er mij nog niet vergeten
Toen ik met de akkerman,
Op zijn akkerkar gezeten.
Dronken toen zeer lustig an,
Van Malakken naar Goeree,
Lammetjes en duifjes mee.
Nu ben ik veranderd van zinnen:
Ik wil trekken naar mijn lief
En verlaten de zwartinnen,
| |
[pagina 119]
| |
Want ik heb een minnebrief
Van mijn zoete Silvia,
Waar ik grondig uit versta
Als dat haar oom is overleden
En de inboedel is zo groot;
Zij is in het bezit gebleven
Van huis, hof en boomgaard groot;
En van allerhande fruit,
Ook van pieterselie-kruid.
Ik wil dat land weer gaan bezaaien
Als ik van tevoren dee,
Om daar de vruchten van te maaien;
Laat de scheepjes varen in zee,
Ik kies voor de baren straf
Een groene herdersstaf.
Hoe zal mijn Silvia staan kijken
Als zij Coridon aanziet,
Komen uit Oost-Indiën rijken
En zij hem dan welkom hiet,
Met een kleed op 't nieuw fatsoen,
Als al de Oostindischvaarders doen.
Ik zal mijn liefste met een wagen
Zoetjes rijden aan het strand,
En mijn paarden laten draven
Dat zij stuiven door het zand.
Drinken wij maar eens rondom,
Want ik ben de bruidegom.
|
|