Wie wil d'r mee naar Oost-Indië varen. Liedjes uit de Compagniestijd
(1991)–A.N. Paasman– Auteursrechtelijk beschermdEen samenspraak, gehouden tussen een jonkman en een meisje buiten BataviaOp een nieutve vooisaant.Ik ging mij laatst vermeiden
Buiten Batavia,
Langs de groene heiden
Op de weg van Jakatra.
Van verre zag ik komen
Een hondje naar mij toe,
In het lommer van de bomen,
Het scheen zij was wat moe.
Ik zei: schoon kind, wat doe je hier
Zo te zitten hier allein?
Zij zei: jonkman al van plezier,
Kom, rust er toch wat bij mijn.
Zij trok mij en ik was niet loom,
In het dartele groene gras,
Onder een tedere klapperboom
De schaduw mijn lust was.
Ik zag haar borstjes heen en weer
Spelen als eb en vloed.
| |
[pagina 84]
| |
Mijn hart en ziel verheugden zeer
Met een heel blij gemoed.
Maar Cupido, die loze guit,
Die spande zijn pijl en boog;
Hij heeft zo menig brand gestuit,
Maar vlucht nu uit mijn oog.
Ik vroeg of zij een gouden ring
Wou hebben voor haar eer,
Zij zei: jonkman, wat mij beving
Is uw lichaam jong en teer.
Ik stond op ende vroeg aan haar
Of zij wandelen wou met mijn,
Zij zei: jonkman, ik ben voort klaar,
Waarom zitte ik hier allein.
Wat gaf zij mij toen tot lone?
Drie koepans in mijn hand.
Ik dronk haar gezondheid ten tone
Als een jonkman abondant.
Toen ben ik van haar af gegaan,
Weder naar 't Sineesje toe,
Ik dronk op haar gezondheid aan,
Het scheen ik was niet moe.
Ik heb haar nu zo lang bemind,
Gezworen mijnen trouw,
Maar nu heb ik dat zoete kind
Gelaten weer in de rouw.
| |
[pagina 85]
| |
Dat gebeurt daar dagelijks wel meer,
Daarom, gij meisjes, ziet,
Strijd altijd zo lang voor uw eer
Tot het trouwen is geschied.
Oorlof jonkmans, wie dat gij zijt,
Neem dit lied wel in acht:
Houd 't liever met een zwarte meid,
Want ze geven je vrij gelag.
|
|