Wie wil d'r mee naar Oost-Indië varen. Liedjes uit de Compagniestijd
(1991)–A.N. Paasman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |
Verblijf in Oost-Indië
| |
[pagina 71]
| |
Afb. 4 De rede van Batavia geschilderd door A. Willaerts in 1649 (Rijksmuseum Nederlands Scheepvaart Museum Amsterdam)
| |
[pagina 72]
| |
Mostert en Klaasjen
Die leggen aan,
Elk als een baasje
Met zijn snaphaan.
Men ziet ze laden
Menig soldaat,
Elk maakt bravade,
De trommel slaat,
En schieten dan of
Tot eer en tot lof,
Ter ere van 't schoon
Batavische Hof.
O bloed, de potjes
Die gaan van gat,
Drinken als zotjes
Zich vol en zat.
Ziet deze groentjes
Hebben 't zo drok
Van deze loentjes,
Zestig een schok.
Zij drinken arak
Masak ook niet zwak,
Ternaatse bonkes
Of Javaanse tabak.
De zwarte schaars
Die komen voort,
Oprechte prachaars
Aan boord, aan boord.
En vent jou fruiten
En padiebier,
Want jouw kornuiten
Die komen hier,
| |
[pagina 73]
| |
Die liplap pisang
Die gaat er zijn gang,
Matroos ten lesten
Zeit: mannade wang.
De boom gaat open,
Sineesje komt mee
Om goed te kopen
Al op de ree.
Men peurt aan 't berappen,
Zo krijgt men geld.
Men laat weer tappen
Tot 't buikje zwelt.
De doding die springt,
Matroosje die zingt
En laat zich horen
Dat zijn keeltje klinkt.
|
|