Wie wil d'r mee naar Oost-Indië varen. Liedjes uit de Compagniestijd
(1991)–A.N. Paasman– Auteursrechtelijk beschermdReis naar Oost-Indiënaant.O Schoon Europia,
Nu wil ik reizen gaan
Naar dat rijk Azia:
Om te bezien,
Ik heb zo lang gedacht,
Mijn vrolijk hart dat lacht,
Dat ik word verwacht
Te Batavia.
Ik ga bezoeken de Indiaan,
Want zijn waren,
| |
[pagina 31]
| |
Doe mijnder verklaren,
Staan mij wel aan.
Haar specerijen eêl,
En ook haar zijde geel
Doen mij verblijden veel;
Zo nu als dan.
Ik zal niet zijn gerust
Voordat ik zie mijn lust
Aan die vermaarde kust
Van Cormandeel.
Veel wonderheden, het is een vreugd
Om te aanschouwen
Haar edel landouwen
Voor de jonge jeugd.
Of het geluk zo kwam
Dat ik de reis aannam
Naar dat goudrijk land,
Om te bezien
Daar de edele robijn,
Veel diamanten fijn,
De steen van kristallijn,
Alzo ik hoor,
Die hoop ik zelve te aanschouwen dra.
Geen land ter wereld
Zo schoon bepereld
Als India.
En reize dan zo voort,
Lustig en ongestoord,
Ik zeg het u, aanhoort,
Het gaat zo wel.
Voor zeven jaren tijd
| |
[pagina 32]
| |
Ik zo mijn tijd verslijt.
Hiermee zo gaat de fluit
Naar Batavia,
Banda, Sumater en Ceylon;
En in Ternate
Zijn brave soldaten,
Ook in Ambon.
Daar de noot met zijn bast
En zwarte nagel wast,
Peper met menig last,
Lak en ivoor.
Tot Banda, hoor, vermaard,
Zullen wij, wil verstaan,
Lustig de trommel slaan,
Al naar 't gehoor
En houden ons braaf,
Zonder gevaar,
Spelen zeer aardig,
Lustig en vaardig,
Met zwartinnetjes klaar.
Dan drinken wij brulee
Met een zwartinnetje mee,
Als wij komen op de ree,
Hoor naar 't verstaan,
Voor Batavia die stee,
Daar deed men lustig mee,
Als wij daar met goe vree
Komen aan 't strand,
Dansen en springen zeer abondant,
Zingen uit minne
Met de zwartinnen
Al van dat land.
| |
[pagina 33]
| |
Van Batavia wel ter keur,
Trekken naar onze fleur
Het land zeer lustig deur,
Op Java voort,
Daar wij zonder getreur
Met groot geneuchten deur
Als menig groot sinjeur,
Alzo 't behoort,
Wakkere soldaten moeten mee voort,
Lustig plezieren,
Met goede manieren,
Zingen akkoord.
En drinken met gemak,
Het Hollands bier wordt brak,
Lustig masak niet zwak;
Met goed verstand
Al met een pijp tabak,
Het is ons groot gemak,
Met houten pijpen strak,
Zeer wel bekand,
Die wij daar maken al in dat land;
En horen tiereliere,
Met goede manieren,
De vogelenzang.
Adieu, matrozen al,
Die blijven aan de wal,
Volg haastig na,
En kom, hoor naar verhaal,
Te zamen in 't generaal,
Uit het Hollandse dal,
Te Batavia.
Daar is het plezierig
| |
[pagina 34]
| |
Ende zeer raar,
Gij zult daar geprezen,
Ook wellekom wezen,
Kom allegaar.
Uit oost Eolus raast
En Tritons hoorn die blaast;
Ik zegge voor het laatst
Het is nu gang.
Adieu, mijn waarde vrouw,
Wees mij als ik getrouw,
Als man ter wereld zou.
Mijn leven lang
Ik wil niet vergeten
Dat Hollandse dal,
Vader en moeder,
Zuster en broeder
En vrienden al.
|
|