Wie wil d'r mee naar Oost-Indië varen. Liedjes uit de Compagniestijd
(1991)–A.N. Paasman– Auteursrechtelijk beschermdEen Kalis-liedStemme: Oosterling! zei zij, oosterling, of, O heilig zalig Betlehemaant.Wat is het nu een slechte tijd!
Een kalis weet niet veel te winnen:
En 't geen men heeft, dat raakt men kwijt,
Behalve radeloze zinnen.
Wel eertijds in mijn jonge fleur
Was ik een hartje zonder zorgen,
Maar nu is 't menigmaal getreur,
Want Trui-buur wil niet langer borgen.
Ware ik alleen, 't en was geen nood,
Maar wijf en kinderen mij bezwaren;
Mijn ambacht is zo goed als dood,
Niets beter dan om ver te varen.
Naar Frankrijk is de huur te min,
En Oosters uit kan 't weinig wezen;
De Straat wou ik wel gaarne in,
Behoefde men niet de Turk te vrezen.
| |
[pagina 13]
| |
Afb. 1 Een pagina op ware grootte uit d'Enchuyser Y bocken, circa 1665, met muzieknotatie (kb Den Haag)
| |
[pagina 14]
| |
Oost-Indiën houd ik lief en weerd;
Het wordt door menig man geprezen,
Want als het goed hier is verteerd,
Zo kan men daar nog jonker wezen.
O, rijk en wijd vermaarde strand,
Wie kan uw staat en schat ontbinden?
Want is er een luilekkerland,
Dat zal men in Oost-Indiën vinden.
Mijn pak en zak zijn al gereed,
Ik meen wel haast van hier te scheiden;
En is er nog een lekkere beet,
Die mag zich ook bijtijds bereiden.
De trommel slaat, maakt u gereed,
Het is een reis voor weinig jaren,
Al die met De gekroonde Vreed'
Naar 't rijk van Jakatra wil varen.
Adieu, mijn wijf en kinderen al,
Ik ga om een goede buit te halen;
Als ik weer bij u kom, dan zal
Ik alleman met goud betalen.
|
|