Het leven en sterven van een hedendaags aristocraat
(1985)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 116]
| |
[XXX]De nieuwmodische dwingelanden en aristocraten achten zich veilig. De rechtvaardigheid des hemels en des volks. Robespierre onder de guillotine. Willem schrikt en sterft. Besluit van dit werkHet beschrijven der ijslijkheden en barbaarsheden, onder het bewind van Robespierre gepleegd, is geheel buiten dit ons bestek. Deze schriktonelen zijn ook te openbaar en menigvuldige malen vertoond en herhaald geworden, dan dat mijn lezers zich deze niet met gemak zouden kunnen herinneren. Deze gruwelen waren thans ten hoogste toppunt gestegen. De tirannen die de vrijheid, de revolutie, de gelijkheid, de eenheid, en wat niet al meer, tot hun leuzen en versiersels hadden, achtten zich veilig en zeker op hun overweldigde tronen! Zij beschouwden zichzelf als andere Jupiters, die de reuzen, de grote mannen, gedood en onder de rotsen en bergen van vervloeking en vergetelheid begraven hadden.Ga naar voetnoot[*] Zij hadden reeds een goed getal van de veroordeelde negenmaal honderdduizend koppen doen vallen, zij wensten er elkander geluk mee, en wakkerden zich onderling aan om op dit bloedig pad met gelijke strengheid en spoed te blijven voortwandelen. Dan, eeuwige rechtvaardigheid! Gij, die u altoos aan het einde der zaken vertoont! In uw ogen had dit moorddadig spel lang genoeg geduurd: gij gaaft een almachtige wenk, en... het hield op! De aarde zelf weigerde langer het geplengde mensenbloed te verzwelgen, en men was genoodzaakt de guillotine te verplaatsen. De Fransen namen de mishandelde menselijkheid in hun hoede, en, zonder te vragen wat almacht haar vervolgers bezaten, deden zij recht in de naam van de God des hemels en der aarde, sleepten Robespierre naar de guillotine, en... hakten hem de kop af. Nauwelijks was deze vreselijke kop gevallen, of de helse afgrond opende zich, op bevel der volksrechtvaardigheid, en... het schrikbewind verzonk! Navolgers van Robespierre, hetzij in het groot of in het klein, | |
[pagina 117]
| |
eenmaal zal ook dit uw lot zijn! Willem, nog onkundig van dit alles, zat aan een heerlijke maaltijd, waarbij hij de verjaring van zijn aanstelling vierde. De ganse adellijke familie was opgetogen van blijdschap, was de gerustheid en verzekerdheid zelf. Eensklaps ontstond er een vervaarlijk en woest geraas. Willem en de zijnen vlogen van tafel, en het eerste noodgeschrei dat, van straat, hen in de oren klonk, was: ‘Weg met Robespierre! Weg met die vervloekte!’ enzovoort. En eer zij nog konden vragen wat er gaande was, kregen zij alreeds bericht dat het volk Robespierre onder de guillotine gelegd en onthoofd had! Ogenblikkelijk werd Willem zo bleek als een dode. Hij verloor alle besef en krachten om zich overeind te houden. Hij viel in de armen van Anna, gilde drie- à viermaal, en... stierf! Wij bevelen het aan de staat- en geneeskundigen om de oorzaken van een zo plotselinge dood te onderzoeken. De oude edelman en de oude mevrouw hieven de schreiende ogen en de sidderende handen ten hemel en sloten zich op in hun binnenkamers. De van ouds edele baker spreidde handen en voeten zo ver van elkander, als de stramheid van haar saploze ledematen toeliet, en viel in onmacht. Wat de dienstboden aanbelangt, deze snelden naar de keuken en kapten het tafelguillotinetje tot brandhout, eer het lijk van Willem nog koud was geworden. Wat er van Anna geworden is, dit laten wij aan de verbeelding van de rechtvaardige en gevoelvolle lezer over.
Einde |
|