Het leven en sterven van een hedendaags aristocraat
(1985)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
[XXIX]Anna brengt enige bedenkingen ter baan, die door Willem worden opgelostHoezeer Anna zich ook begon te gewennen aan de keukenguillotine, en overtuigd werd, dat mensen of beesten nimmer een zachter en schielijker dood konden sterven dan onder zodanig een werktuig, rezen er met dat alles verscheidene bedenkingen bij haar op, die zij, met al haar doorzicht en staatsverstand, niet wist te wederleggen. Zij ondervond wel dat de grote guillotine met deze kleine tafelguillotine gelijk stond wat het gemak en het voordeel aanbelangde, want even gelijk het tafelguillotinetje de keuken rijkelijk van gemakkelijk gestorven vogels, hoenders, hazen, konijnen, enzovoort verzorgde, even alzo verzorgde ook de grote guillotine de beurzen van Robespierre, Willem en soortgelijke eerste mensenkoks rijkelijk van geld, en hun kabinetten van goud en van zilver.Ga naar voetnoot* Dan... de schrandere Anna begreep tevens, dat zo schrikkelijk en gevloekt een middel om aan grootheid en aan rijkdom te geraken, wel voor enige ogenblikken, doch niet op den duur aan het volk behagen kon, en dat de uitvinders zelf er eenmaal het slachtoffer van worden moesten. ‘Ik zie wel,’ dus sprak zij onder andere eens tegen Willem, ‘dat Robespierre mij oneindig overtreft in die grote kunst om de gemaskerde, doch allerwezenlijkste aristocratie daar te stellen en in stand te houden. Ik zie wel dat hij, met één enkele slag, verricht, datgeen waartoe ik wel honderd kunstgrepen nodig | |
[pagina 114]
| |
heb. Maar ik zie niet dat hij dit bloedige spel lang kan uithouden, en dat hij er zodanige bestendige vruchten van zal kunnen plukken, als zo groot en gewichtig een onderneming schijnt te moeten verzekeren. Om een volk wreed en bloeddorstig te maken - want dit moeten de Fransen worden, zullen zij in deze regering bestendig smaak vinden - moet men, naar mijn inzien, gans andere middelen bezigen dan de werking der guillotine! De Fransen zijn beschaafd, zijn menslievende, zijn geen dolle wraakzuchtigen, noch onverzoenbare wrokdragers! Thans worden zij tegen elkander opgehitst ais wilde, verscheurende dieren, niet van onderscheiden geslachten, maar van één zelfde soort, teneinde elkander te vernielen. De natuur kan wel een enkele keer, kan wel voor enige ogenblikken dergelijke gevechten en bloedvergietingen dulden, maar zij komt schielijk boven, bedaart de toorn, beroert het hart en verwekt knaging en naberouw, hetwelk eindelijk uitbarst en zich wreekt op de oorzaken van het verderf, waarin zij zich, in overijling, stortte! Het gros der Fransen zwijgt, 't is waar, maar dit zwijgen is even gelijk de dodelijke stilte, die de woedende stormen voorafgaat. Eenmaal zullen de Fransen gaan redeneren, eenmaal zullen zij hun nationaal karakter, hun lichtzinnigheid, wispelturigheid, veranderingszucht, of zo als men het verkiest te noemen, hernemen en aan de dag leggen, en misschien met meer grond en roem dan immer tevoren. Dan zullen zij zeggen: “Wij roemen zozeer op onze broederschap, en intussen doen wij niet anders dan razen en tieren, dan gevangen zetten en ten schavot slepen! Wij roemen zozeer op onze vrijheid, en ondertussen dwingen wij allen net zo te gevoelen, te geloven en te handelen als wij, en zo niet, weg dan met hen, naar de guillotine! Wij roemen zozeer op de gelijkheid, en ondertussen sidderen wij allen op de voetstappen van hen, die zich tot onze beulen hebben opgeworpen, en die wij als onze beulen dulden!” Enzovoort.’ (Willem werd bloedrood van kwaadaardigheid.) | |
[pagina 115]
| |
‘Ik zeg u dit alles, mijn waarde echtgenoot, niet om u te verbitteren, zelfs niet om u de minste zweem van verwijt te doen, alsof gij op deze moeilijke staatkundige weg een verkeerd spoor waart ingeslagen! Hiervoor kan uw edel vernuft, uw uitmuntend staatsverstand en doorzicht, uwe menskunde en uw zuiver patriottisme u genoegzaam beveiligen.’ (De lach der goedkeuring verscheen hier op het gelaat van Willem.) ‘Maar ik zeg het u als 't ware onder vier ogen, en in dat volle, openhartige vertrouwen, hetwelk de tederste en welmenendste liefde zich tot een der eerste huwelijksplichten maakt.’ (Willem kuste Anna.) ‘Gij waagt er geen beuzelingen aan, mijn lieve Willem! Nee! Gij waagt er uw dierbaar hoofd, gij waagt er de hoofden uwer gehele familie aan. Eén ogenblik van ongeduld en van woede... en het Franse volk bliksemt ons in de afgrond! Het heeft een Lodewijk de zestiende, een Antonetta niet kunnen dulden, en deze gebruikten geen guillotine! Hoe zal het dan een Robespierre, hoe zal het u kunnen dulden? In godsnaam, blijf bedaard! Wees op uw zelfbehoud bedacht. Gedenk hoeveel ongelukkigen, hoogstrampzaligen gij maken zoudt, wanneer de geringste onoplettendheid, de kleinste onvoorzichtigheid u die afgrijselijke staatsstorm op de hals haalde!’ (Willem lachte.) ‘Gij lacht, mijn lief, maar doe mij ook lachen, stel mij gerust en zeg mij hoe gij mijn zwarigheden oplost!’ Willem greep de hand van Anna. ‘Stelt gij vertrouwen in Robespierre?’ vroeg hij. ‘Ja!’ antwoordde zij. ‘Welnu dan!’ voer hij voort. ‘Zolang als Robespierre leeft en de guillotine aan de gang is, zal onze haan koning kraaien!’ Deze woorden werden op zulk een toon uitgesproken, dat Anna het best oordeelde - vermits zij bang voor hem werd - om de vertoning te maken dat hij haar ten volle gerustgesteld had. |
|