Het leven en sterven van een hedendaags aristocraat
(1985)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd[XXVIII]De guillotine komt in de mode. Het staatsiekleed van Willem beschreven. Willem plaatst een guillotinetje in zijn keuken: verbazende uitwerksels van dit werktuigReeds waren er verscheidene hoofden onder de guillotine gevallen! Of zij schuldig of onschuldig waren, valt moeilijk te beslissen! Zeker is het, dat zij niet allen volgens de voorschriften der volksrechtvaardigheid de dood ondergingen. Het nageslacht zal onpartijdiger zijn dan het tegenwoordige geslacht, en aan zijn vierschaar verblijven wij gaarne de uitspraak over zulke verbazende gebeurtenissen. Hetgeen wij ervan gezien en ondervonden hebben, kunnen wij getuigen. Het dagelijks vallen van zo vele hoofden baarde | |
[pagina 109]
| |
ongemene verslagenheid, diepe schrik, sidderende gehoorzaamheid en slaafse eerbied voor de geconstitueerde moordenaars. Willem was in dit slag van vurig patriottisme even zo vermaard als Robespierre, wat het werktuiglijke aanbelangt. Hij ging of reed derhalve nimmer langs de straten, of alles week, beefde en kromde zich in het stof. Hij was omwoeld met nationale linten, sjerpen en kwasten, van zijn hoge hoed (die de rode jakobijnenmuts vervangen had) wapperden verscheidene grootpluimige panassen en spreidde zich een bundel linten ten toon, even als in een modewinkel. Inderdaad een vrouwelijke opschik, onterende de waardigheid van een rechtschapen vaderlander, die zich niet door een pluimpje of lintje, maar door voortreffelijke daden moet leren kennen en eerbiedigen! Zo dikwijls Willem voor de spiegel stond om zich zelf in zijn volle heerlijkheid te bekijken - en hij deed het dikwijls, omdat het zijn hoogmoed in de hoogste graad vleide - was hij gewoon op al deze linten en sjerpen te wijzen, en met nadruk en overeenkomstig de waarheid te zeggen: dit alles om mijzelfs wil!Ga naar voetnoot* In zijn eigen huis zelf ondervond hij meer ontzag dan immer tevoren aan zijn persoon betoond was geworden. Het is waar, wegens al dit kop afhakken schudde de oude edelman dikwijls het hoofd, enige woorden tussen zijn tanden brommend, zonder iets verstaanbaars te zeggen. Want ofschoon er veel edele doodsvijanden, zo van hem als van zijn adellijk huis, op de allerspoedigste wijs aldus de weg van alle vlees gingen, waren er onder deze rampzalige slachtoffers echter ook verscheidene, die de oude edelman of onder zijn boezemvrienden, of onder zijn bloedverwanten telde, en vermits doorgaans de goederen | |
[pagina 110]
| |
der onthalsden geconfisqueerd werden, gebeurde het nu en dan, dat hij er een zeer aanzienlijke erfenis of een groot legaat door kwam te missen! Iets, dat altoos nadenken baart, zelfs bij de grootste en heetste partijzuchtige. Wat de oude mevrouw aanbelangt, zo veel en schromelijk bloedvergieten begon eindelijk zwaar op haar hart te wegen, inzonderheid toen er drie of vier van haar familie ten schavot verschenen, om geen andere reden dan omdat zij adellijk geboren waren. Somtijds onderhield zij haar zoon Willem hier wel eens over, doch deze gaf doorgaans zodanige antwoorden als haar gans niet voldeden, en die zij echter, om verscheidene redenen, als goede munt zonder veel tegenspreken moest aannemen! Hier kwelde zij haar edele ziel niet weinig over, zij ontveinsde het echter, en nam dagelijks, tegen het uur van executie, een stichtelijk gebedenboekje in handen, waarin zij, gelovig smekende, al de gebeden las die er ten behoeve van stervenden in voorkwamen. De baker had, van het begin van dit bloedig schrikbewind af, de gewoonte gehad om elke dag nauwkeurig aantekening te houden van de koppen die er door middel van de guillotine vielen. In het eerst was dit getal drie, vier, vijf en zes; welhaast werd het tien, vijftien, twintig op één dag; het leed niet lang of het klom op tot dertig, vijfendertig en veertig! Dit verbaasde haar. Binnen weinig dagen was het vijftig, zestig! En eindelijk, om niet al te breedvoerig te zijn, bedroeg dit getal op eenmaal eenennegentig! ‘Wat al hoofden!’ zei de baker eens tegen Willem. ‘En dat zo ongenadig afgehouwen!’ Willem ‘In een revolutionaire tijd komt er geen genade te pas. Dan moet men doortasten.’ Baker ‘Maar kan men, als het op de kop aankomt, doortasten zonder behoorlijk gerechtelijk onderzoek te doen?’ Willem ‘Ja! Zolang als het onze eigen hoofden niet zijn.’ Baker, mei ontroering. ‘Hoe!’ | |
[pagina 111]
| |
Willem ‘Verwonder u niet over dit weinigje koppen dat er valt! Zo moeten er ten minste negenmaal honderdduizend vallen!’ ‘Almachtige God!’ riep de baker en viel in een wezenlijke flauwte, waaruit zij niet dan met zeer veel moeite weer bij te brengen was. Willem bespeurde zeer wel, dat de guillotine en de uitwerking ervan een geweldige schrik aan zijn familie en onderhorigen inboezemde, en het was daarom dat hij, in navolging van zijn grote meester Robespierre, een dergelijk moorddadig werktuig in het klein liet vervaardigen,Ga naar voetnoot* teneinde zijn huisgenoten er gemeenzaam mee te maken. Dit guillotinetje plaatste hij op een tafel in de keuken, en liet als dan al het gevogelte bij zich brengen, hetwelk men ter bereiding van de maaltijd nodig had. Dus vielen hier de koppen van patrijzen, eendvogels, ganzen, sneppen en dergelijke in grote menigte. Somtijds, het is waar, wel enige meer dan men voor de keuken nodig had, doch dit was in navolging van de grote guillotine. In het eerst bepaalde Willem zich tot vogels alleen, zeker gemakshalve, omdat hun langere halzen zich best onder dit moordmes schikten. Maar bij tijdvervolg nam hij ook de proef aan konijnen en hazen, wanneer hij deze slechts levend bekomen kon. Zelfs was zijn plan om er ook speenvarkentjes, zuiglammetjes, enzovoort onder te brengen, doch dit werd, zeer beleefd en onderdanig, hem door de kok en de keukenmeid afgeraden, die gewichtige motieven bijbrachten waarom dit niet gevoeglijk geschieden kon. In het eerst veroorzaakte deze tafelguillotine een weinig schrik en afkeer, maar beide verdwenen welhaast, want Willem betoogde, met gezag en welsprekendheid, dat, vermits dit ge- | |
[pagina 112]
| |
dierte toch sterven moest, de kortste en zachtste dood dan zeker ook de beste voor hen was. De oorsprong der grote guillotine was ongetwijfeld menslievendheid, en het gebruik van deze tafelguillotine kon men nergens anders dan aan beestlievendheid toeschrijven. De ganse adellijke familie, de bedienden en alle verdere aanschouwers en toehoorders konden derhalve ook niet anders dan de beestlievende geaardheid van Willem toejuichen, en werden eindelijk zo familiaar met deze zo spoedige als gemakkelijke wijze van kop afhakken, dat eenmaal de koetsier voorstelde om er een ziek paard mee naar de eeuwigheid te zenden, welk voorstel algemeen toegejuicht en goedgekeurd werd, en dat ook ten uitvoer zou gebracht zijn geworden, als men niet ondervonden had, dat of de kop van het zieke paard te groot voor dit guillotinetje, of dit guillotinetje te klein was voor de kop van het paard. Dat men aan de allergruwzaamste en onmenselijkste dingen spoedig gewoon kan worden, bleek te dezer gelegenheid. Want toen omtrent veertien dagen dit keukenguillotinetje aan de gang was geweest, schudde de oude edelman het hoofd niet meer, de oude mevrouw legde haar gebedenboekje uit de hand, de baker viel niet meer van zichzelf en vergat aantekening van de gevallen mensenhoofden te houden, de kok, keukenmeid, handlangster, enzovoort speet het geweldig, wanneer zij hoorden dat er bij de honderd mensenkoppen op die dag onder de grote guillotine gevallen waren, terwijl zij, met hun klein guillotinetje, nauwelijks een half dozijn vogels of dieren van hun respectieve hoofden ontlast hadden. Willem had dus zijn oogmerk bereikt, en zijn huisgenoten bewonderden, zegenden en aanbaden hem! |
|