Het leven en sterven van een hedendaags aristocraat
(1985)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd[XIV]Willem wordt volksvertegenwoordiger. Anna verledigt zich om hem enige noodzakelijke lessen te geven, welker lezing wij aan alle hedendaagse aristocraten ten sterkste aanprijzenDe zuivere burgerliefde, het echt patriottisme, de wezenlijke zucht om de ware vrijheid daar te stellen en het belangeloos jakobinisme van Willem waren thans zozeer bekend, zo wel beproefd, gelouterd en bevestigd, dat het ganse volk van dat district, als uit één mond, de gewezen edelman Willem tot zijn vertegenwoordiger uitriep. Thans dacht Anna het hoog tijd te zijn om aan haar gemaal enige noodzakelijke lesjes te geven - echter onder vier ogen - en zulks zeker niet zonder gewichtige reden. ‘Niets is mij aangenamer,’ aldus sprak deze adellijke slang, ‘dan uw bevordering tot een der hoofden des volks. Zodanig een rang die, door kracht van wapenen en met behulp van slaafse bondgenoten, zich weet staande te houden en te handhaven, is ver verheven boven, en groter te schatten dan de aloude rang van edelman! Hij, die een gepast gebruik van tijd en omstandigheden weet te maken, kan door middel van deze rang oneindig meer worden dan prins of koning immer heeft durven denken. Houd het mij ten goede, dierbare echtgenoot, dat ik u een flauwe schets van mijn staatkundige vooruitzichten geef! Uw staatsverstand en doorzicht gaan het mijne te boven. Want | |
[pagina 93]
| |
waarom zou men u anders tot representant verkozen hebben?’ (Willem boog zich, en drukte vervolgens een tedere liefdeskus op elke wang van zijn Anna.) ‘Dan, gij weet door de ervaring hoe bijzonder wel gij u, tot dusver, bij mijn raad en inlichting bevonden hebt.’ ‘O! Dat weet en erken ik!’ zei Willem. ‘Ik zal,’ dus vervolgde Anna, ‘derhalve voortgaan met u nog enige aanwijzingen te doen, die u van groot nut kunnen zijn op de loopbaan der eer, welke gij thans voor u geopend ziet.’ Willem betuigde van ganser harte, dat niets hem aangenamer wezen zou. Waarop de loze, menskundige Anna aldus vervolgde: ‘In de eerste plaats herinner ik u, dat het volk zich verbeeldt ongemeen verlicht, verstandig en vrijheid- en vaderlandlievend geworden te zijn! Dat het van zichzelf de trotse gedachten voedt, van zich in het stuk der revolutie, bijzonder wel uitgesloofd te hebben! De waarheid der zaak ondertussen is dat het volk, zo al niet verergerd, tenminste in het wezen der zaak hetzelfde gebleven is, dat het voor een lang verloop van eeuwen was. Het is waar, gij hoort het volk thans meer schreeuwen en vloeken tegen aristocratie, despotisme, enzovoort, maar 't is ook louter geschreeuw! Het is, ja, wijs genoeg geworden om zijn wezenlijke tirannen te kennen, en machtig genoeg om ze van hun tronen te bliksemen! Maar wat betekent dit alles? Het volk heeft geen verstand, geen moed genoeg om een nieuw juk van zijn hals te weren, om nieuwe en vergulde ketenen te weigeren!’ (Leugenachtige Anna!) ‘Vervolgens moet ik u te binnen brengen, dat al dit gewoel van het volk het best vergeleken kan worden met een ijlhoofdige vlaag, met een razende koorts, waarin de patiënt somtijds wijze woorden spreekt, doch waarvan hij bestendig het tegendeel doet. Inzonderheid in het stuk der verkiezing van zijn representanten is het volk niet anders dan een kind dat blindemannetje speelt. Het grijpt, met ongemene drift, bomen en | |
[pagina 94]
| |
lantaarnpalen aan en verbeeldt zich het ware gegrepen te hebben! Het wordt ogenblikkelijk van zijn dwaling overtuigd, en, alles latende varen, tast het opnieuw mis en bevuilt zich aan een mesthoop! Tot hier toe, mijn lieve Willem, zijt gij de achting, de liefde en de afgod des volks geweest. Dit was gij - geloof mij - alleen omdat gij volop te eten en te drinken gaf en omdat uw hand altoos diep in uw beurs tastte wanneer men u geld ter leen vroeg! Thans zijt gij representant, en de bordjes zijn verhangen! Gij zult voor uzelf beginnen te werken, en men zal u beginnen te beoordelen, te bezwaren en te vervloeken! Het volk, of wie in zijn naam regeert, doet meestentijds een verkeerde keus, die het verwenst, zodra het die gedaan heeft.’ (Onbeschaamde waarheidspreekster!) ‘Bij aldien het mogelijk waren, dat zodanig een patriot een aanwezen onder de zon kon hebben, welke alle begaafdheden, deugden en verstandsvermogens bezat die men vooronderstelt dat hij hebben moet, en die elk patriot zozeer genegen is om ze aan zichzelf toe te schrijven, dan nog zou zulk een regent of vertegenwoordiger niet kunnen voldoen. Nauwelijks zou die patriot in het bewind zijn, of dezen zouden denken dat zijn verstand hun licht zou betimmeren, genen zouden zich verbeelden dat zijn rechtvaardigheid hun slinkse handel en staatszonden zou ontdekken en straffen, anderen zouden vrezen dat, uit gebrek aan wezenlijke verdiensten, hij hen in het begeven van vette ambten en bedieningen zou voorbijgaan, terwijl nog anderen hem zouden beschouwen als een kijk-in-de-pot die hun landsdieverijen niet gedogen zou! Straks zou er een geweldig geschreeuw en vervloeking tegen die patriot opgaan, en het gros des volks, altoos genegen om het ergste te geloven, zou zich overtuigd houden van in hem een ondeugend bestuurder te hebben, en, bij de eerste gelegenheid de beste, hem de voet lichten. Dat echter het volk geregeerd, onder de duim gehouden en | |
[pagina 95]
| |
ons dienstbaar en voordelig gemaakt kan worden, heeft de ondervinding bevestigd: sedert onheuglijke eeuwen hebben de koningen, de prinsen, de edelen en alle aristocraten zulks meesterlijk weten te doen en ofschoon al deze ontzagverwekkende namen afgeschaft en in vervloeking gebracht zijn, zullen het echter deze zelfde of soortgelijke lieden, maar onder geheel andere titels, moeten zijn die opnieuw het woelige volk tot zijn plicht weten te brengen.’ (Treurige voorzegging!) ‘De hemel, mijn waarde Willem, schiep u tot een edelman; want het is de hemel, die de rangen verordineerd heeft, en derhalve heeft hij wijselijk in zijn raad besloten om u, in zijn hand, tot een werktuig te doen dienen om kunstig het daarheen te dirigeren, dat het verbijsterde en matgeholde volk eindelijk wederom aan God geeft, dat Godes, en aan de keizer, dat des keizers is. Gij zijt verplicht om aan deze bestemming van u te beantwoorden, want, wanneer deze grote schooljongens langer aan zichzelf worden overgelaten, dan zullen zij eindelijk elkander vernielen! Gebruik dus stok en plak, maar gebruik ze met beleid, en gij zult hen behouden!’ (Willem betuigde, in de grootste oprechtheid van zijn hart, dat hij de genaderijke hemel hiervoor dankte, en dat hij gaarne op deze wijze, het dolende volk wilde helpen behouden.) ‘Wacht u echter, waarde echtgenoot, om het voetspoor van zo veel onvoorzichtigen en onstaatkundigen te drukken, die een heet en vurig patriottisme voorwenden, tot tijd en wijle zij of in de regering geplaatst zijn of een voordelige post gekregen hebben, als wanneer zij dadelijk van taal en toon en houding veranderen, en met verachting neerzien op het volk, waarvoor zij, kort tevoren, als voor hun afgod, eerbiedig neerknielden en offerden! Dit is een lafhartige, schadelijke handelwijs, de kortzichtige patriot waardig, als die niet begrijpt dat het volk, ook in dit geval de wispelturigheid zelve zijnde, hem een scheldnaam zal toevoegen, die even als een hartwond, zijn glorie en groot- | |
[pagina 96]
| |
heid welhaast de geest zal doen geven. Nee, Willem! Zet uw voet op de nek van het lichtzinnige volk! Sluit het in uw ketenen en gebruik het tot uw lastdier, maar... blijf er de vriend van! Laat uw patriottisme even heet zijn als tevoren! Bezig al de fraaie worden en spreekwijzen die in de mode zijn! Spreek ze bij verdubbeling uit, en overloop zelfs de drempels der clubs, der sociëteiten en volksvergaderingen! Zweer aldaar eeuwige haat, bestendige vijandschap, en onveranderlijke afkeer van het koningschap, de adeldom, de aristocratie, en voorts van alles, wat de goede dolle gemeente hebben wil dat gij zweren en vervloeken zult! Een vloek zonder oorzaak komt toch niet. Het zijn blote woorden, louter klanken. Maar juist zodanige klanken, zodanige woorden moeten uw troon bevestigen! Bij al deze patriottische windbrekerij kunt gij ongestoord uw rol spelen, en zelfs wanneer de kans daartoe schoon staat, de zogenaamde volksvrijheid de dolk in het hart wringen, zonder dat het ééns in 's volks breinkas zal opkomen om u verdacht te houden, te beschuldigen of te verwensen.’ ‘Amen!’ zei Willem, op de gelovigste toon waarmee dit verzegelend woord immer werd uitgesproken. ‘Vooral, mijn geliefde gade,’ dus ging Anna voort, ‘maak u vrienden door middel van de onrechtvaardige mammon, en smeed het ijzer terwijl het gloeiende is. Ik heb u slechts de volgende korte grondregels voor te dragen, die gij altoos voor ogen moet houden, en er niet dan in de uiterste noodzaak van afwijken. In de eerste plaats, bezorg uzelf grote daggelden en jaarwedden: dit staat in uw macht en uw medeconfraters zullen ze ook geenszins versmaden. Maak de emolumenten van uw hoge bediening zo veelvuldig en zo voordelig als immer mogelijk is. De burgers zullen u dit zo gans kwalijk niet afnemen. Hij moet zijn staat voeren, zullen ze zeggen, en de eer der natie ophouden! Beschouw deze gelden en winsten enkel als de beloning voor de moeite die gij u geeft, en als de interest voor uw opge- | |
[pagina 97]
| |
schotenGa naar voetnoot[*] penningen. Ten tweede moet gij maar aan twee soorten van lieden de eerste, beste en rijkste ambten of bedieningen begeven. Tot de eerste soort behoren uw naastbestaanden, uw zonen, broeders, ooms, neven, zwagers, enzovoort. Deze moeten in dit geval de voorrang boven alle anderen hebben. Gij kunt altoos een glimp aan dit bedrijf van u geven. Ik heb, kunt gij zeggen, zoveel voor het vaderland gedaan en opgeofferd, dat het billijk is dat het mij het geringe vermaak gunt om mijn bloedverwanten enige diensten te bewijzen, waardoor het vaderland, wel verre van benadeeld, veeleer bevoordeeld wordt, omdat ik van de trouw en bekwaamheid van deze aangestelden, die ik van nabij ken, volkomen overtuigd ben, enzovoort. En al gebeurde het al eens, dat de burgers over een dergelijke ambtbegeving morden, bekreun er u dan niet aan! Dit morren duurt slechts één enkele dag, en de voordelen der ambten duren voor jaren, of ook wel voor het ganse leven. Tot de tweede soort om er de ambten aan te begeven behoren de hardste schreeuwers, die eerste bollen, die in alle vaderlandse gezelschappen de boventoon hebben of nemen, die stoutmoedige knapen, die als de honden van de staatsjager het wild opspeuren, vangen en aan zijn voeten neerleggen. Deze lieden zijn de bullebakken die het roofgevogelte en de dieren van uw rijke akker zullen houden. Gij moet ze bij alle gelegenheden aan u verplichten en verbinden. Zij zijn de dappere, onbezweken krijgshelden, die u ontzaglijk maken bij uw vijanden, en waarmee gij de geduchtste aanvallen kunt afkeren. Zij zullen u doen zegepralen, maar... gij moet de buit met hen delen! Nog iets is er, in dit opzicht, hetwelk een staatsman van uw stempel vooral niet vergeten moet in acht te nemen. Het is dit. In de begeving van belangrijke en veel invloed of gezag hebbende posten, moet gij u evenzeer wachten, om gedeclareerde schurken en bekende zotten, als om volstrekt eerlijke en waar- | |
[pagina 98]
| |
lijk verstandige personen te bevorderen en aan te stellen. De eersten benemen u bij het volk alle krediet. De laatsten zouden uw licht betimmeren, en beiden zijn ze geschikt en in staat om u in de eeuwige laagte te doen vallen. Een schurk bedoelt niet anders dan eigen grootheid en voordeel, dus staat hij u overal dwars in de weg! Een waarlijk eerlijk en verstandig man bedoelt niet anders dan de rechtvaardigheid en het gezond verstand, dus zou hij al zeer licht de onbeschaamdheid hebben om het volk te overtuigen, dat gij regelrecht tegen beide inliep en het gevolg zou zijn, schade, schande en... de guillotine!’ (Op dit woord beefde Willem, en zwoer bij zichzelf een onveranderlijke afkeer van alle eerste schurken en van alle ware, eerlijke en grote verstanden.) |
|