Het leven en sterven van een hedendaags aristocraat
(1985)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd[XXV]Vervolg van het voorgaandeDe doortrapte Anna zag met een zonderling genoegen hoe zij, om zo te spreken, het hart van haar gemaal als in haar hand had, en met hoe weinig moeite zij er of een vat ter ere, of een vat ter onere van formeren kon. Zij ging derhalve aldus voort: ‘Het volk is thans voor ons hetgeen weleer de koningen, de brieven en bescheiden van adeldom, de prerogatieven, enzovoort voor ons waren. Van het volk hangt onze grootheid, onze glorie, onze rijkdom af, even gelijk het weleer van de genoemde zaken afhing! Verbeeld u echter niet, dat dit lang zal of kan duren! Het volk bezit slechts een ogenblikkelijke soevereine macht! Het beschikt slechts een paar minuten over zijn eigen zaken en belangen, en dan is het afgedaan! Dan krijgt het wederom andere koningen, andere graven, baronnen, prinsen en edelen; maar onder geheel nieuwe en schoonklinkende benamingen! Het volk stelt zijn vertegenwoordigers aan, deze vertegenwoordigers komen tot de gewenste hoogte, straks vergeten en verzaken zij het volk, en regeren in hun eigen naam, dat wil zeggen | |
[pagina 99]
| |
erger dan despoten... en ziedaar de geschiedenis onzer dagen.’ (Willem grinnikte van blijdschap.) ‘Met deze schielijk voorbijsnellende omstandigheid moeten wij ons voordeel doen. Heden moeten wij de brieven van een gans nieuw, maar oneindig voordeliger adeldom zien te verkrijgen, of... wij verkrijgen die nooit. Want, gedurende onze leeftijd zal Frankrijk ongetwijfeld het hoogste woord voeren, en het ware, het wezenlijke oppergezag hebben, niet slechts over de Fransen, maar ook over een aanmerkelijk aantal vers geschapen republieken, wier vrijheid en onafhankelijkheid plechtig zijn gedecreteerd! Het volk is nog in zijn eerste bedwelming: die het hebben wil, heeft het. Die thans zich tot hoofd opwerpt zal het wezen en blijven!Ga naar voetnoot* Die er nu een weinig voor bukt en het honing om de baard smeert, zal er eerst de vertegenwoordiger, en zeer spoedig de despoot van worden. En volgens deze wiskundige grondregels moeten wij onze maatregels nemen. Vlei derhalve het volk! Zeg het, dat de hoogste oppermacht, het onafhankelijkst gezag, in zijn eigen boezem berust! Dat het een groot, ja, het grootste volk onder de zon is! Meet alle overwinningen ten allerbreedste uit, zeg dat ze de staatkunde, de wijsheid, de billijkheid en de rechtvaardigheid zelve zijn! Verhef vooral de volksverlichting, de volkswerkzaamheid en de volksverrichtingen! Wacht u van immer het tegendeel te zeggen, of misslagen en gebreken aan te tonen, die op de eerste aanwijzing een ieder in het oog zouden lopen! Door dit te doen zoudt gij het volk verbeteren; want het is vatbaar voor onderwijs en het wil gaarne de waarheid horen, al is ze hard! Door vleierij zult gij het spoedigst dit volk tot die val brengen, waar | |
[pagina 100]
| |
op de hemel en wij begeren, dat wij onze edele troon zullen vestigen, en waardoor wij onze geleden schade vergoeden. Geef dus al de schone en overdreven benamingen aan het volk, die gij kunt uitdenken, en voeg hier rijkelijk vrijheidsbomen, zuippartijen, maaltijden, pluimen, sjerpen, enzovoort bij. Het volk, bedwelmd en begoocheld door deze zwijmelwijn, zal zich vrij en gelukkig wanen, terwijl gij het bij de toom houdt en er de zweep overheen legt. Nog iets, mijn waarde Willem, dat gij vooral niet vergeten moet te betrachten. Ik zeg het u, omdat het waarlijk tot algemeen welzijn strekt, en omdat het de christen betaamt alles aan te wenden en in het werk te stellen, wat de ere Gods, de dienst zijner kerk, en het ware nut der maatschappij bevorderen kan.’ ‘Spreek, mijn engel,’ antwoordde Willem, ‘en ik zal horen en gehoorzamen!’ ‘Hetgeen ik u aanbeveel,’ zei Anna, ‘zijn twee zaken. Vooreerst: houd in uw kwaliteit als vertegenwoordiger zowel uw eigen fatsoen als de waardigheid van uw bediening op. Maak u met niemand gemeenzaam dan met die weinigen, die of hoger of machtiger zijn dan gij zijt, of die gij onmogelijk, ter bevordering van uw eigen belangen, missen kunt. Houd alle overigen op een zekere afstand. Geef geen ambten of giften dan aan hen, die u met diep ontzag en eerbied naderen, die u prijzen en bewonderen, en welker zielen geschikt en geschapen zijn om u altoos onderdanig te blijven. Dit alles kunt gij veilig doen, want het zotte volk zal in den beginne geloven dat het zoveel slaafse nederigheid niet aan uw persoon, maar aan uw waardigheid, aan uw nationale sjerp, panas, enzovoort bewijst. Naderhand verdwijnen al die patriottische fraaiheden, en het volk zal gewoon zijn voor u te bukken en te knielen. De tweede zaak is, dat gij de oude spreuk meer dan ooit betracht: verdeel en heers! Namelijk: draag zorg dat het volk niet broederlijk verenigd blijft, want dan wordt het éénmaal u te sterk! Draag zorg dat het volk niet verlicht, niet wijs in | |
[pagina 101]
| |
zijn eigen zaak wordt, want bij dat licht zoudt gij duisternis zijn en die kennis zou u ten val leiden! Draag zorg dat het volk niet redeneert of twist over gewichtige zaken! Schielijk zouden de burgers het in het groot eens worden, en wee dan u! Nee! Stook onder de hand krakelen en twisten aan! Werp beuzelingen en woorden op de baan der vrijheidszonen! Laten zij erover struikelen en vallen! Laat de zwakste partij altoos vervolgd en verbannen worden, en de sterkste nieuwe stof vinden om zich onderling te verbitteren en te verdelen! Dit doende kunt gij zeker zijn dat gij meer macht, meer gezag, meer schatten zult verzamelen in één jaar, dan de adeldom u, gedurende uw ganse leeftijd, bezorgen kan.’ (O, vervloekte Anna! O helse raadgeefster!) |
|