Het leven en sterven van een hedendaags aristocraat
(1985)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd[XXII]De ganse adellijke familie, c.s. wordt echt patriottisch. Vergelijking van het patriottisme met kaarsen die in de pijp branden. Representantsrekening. Toebereidselen tot het planten van de vrijheidsboom. De oude baker gepredestineerd om de rol der vrijheid te spelenAlles was thans in het huis van Willem patriottisch: de oude edelman, de oude mevrouw, de baker, en vervolgens van de eerste kamenier af tot de laagste staljongen toe droegen de nationale kokarden, linten, pluimen, kwastjes, enzovoort, en of dit niet genoeg ware, had men een kanarievogeltje het bekende wijsje van Ça ira geleerd, terwijl een oude papegaai, die tot hier | |
[pagina 86]
| |
toe niet anders geroepen had dan: Vive le roi! met onbegrijpelijke moeite en geduld voortaan gewend werd om: Foei aristocraat! Weg aristocraat! enzovoort te schreeuwen. Niemand kon een voet over de drempel zetten, of zijn oren en ogen werden overtuigd van de zuiver patriottische denkwijze van deze bekeerde adellijke familie. De bakkers, de vleesverkopers, de pasteibakkers, de viswijven, de groentevrouwen, de schoenlappers, naaisters, kleermakers, kortom al de werkzame burgers van die soort, waren eensklaps van royalisten in patriotten herschapen; want Willem had hen doen aanzeggen, dat hij niet één penning meer bij koningsgezinden zou laten besteden, en de uitgaven van Willem, in dit stuk, waren zeer aanzienlijk. Het bal dat Willem gaf, was heerlijk, prachtig en kostbaar. Tot in de kleinste beuzelingen toe was het patriottisch. De waskaarsen zelfs vertoonden de geliefde drie kleuren. Willem had er geen erg in, even zo weinig als zijn vrolijke gasten, maar de schrandere Anna dacht bij zichzelf, toen zij deze nationale kaarsen in de pijp zag branden: ‘Even alzo zal ook het patriottisme verdwijnen!’ De oude mevrouw die, zoals de oordeelkundige lezer alreeds heeft kunnen bemerken, vroom en derhalve zuinig en spaarzaam was, had gedurende al deze prachtvertoningen, maaltijden, bals, enzovoort een gemoedszwarigheid, die zij voor haar verstandige dochter Anna onmogelijk verzwijgen of verbergen kon. Eens riep zij haar alleen en begon, op een gemoedelijke toon, aldus: ‘Mijn lieve dochter! Ik twijfel geen ogenblik aan uw verstand en doorzicht, maar echter is er iets dat ik, gewetenshalve, verplicht ben u te ontdekken.’ ‘Niets zal mij aangenamer zijn, mijn waarde moeder!’ was het antwoord van Anna, die ten naaste bij vooruitzag wat het onderwerp van dit geheim gesprek wezen zou. ‘Gij,’ dus vervolgde de oude mevrouw, ‘berekent veel juister dan ik op welk een onmatige kosten deze patriottische partijen | |
[pagina 87]
| |
u te staan komen! Dat gij er enige duizenden guldens aan opoffert, is, naar mijn inzien, noodzakelijk, maar dat wij er onszelf geheel om bederven zouden, dit, dunkt mij, zou zeer onstaatkundig wezen. Gij weet zo wel als ik dat, wanneer het bij de tegenwoordige kostbare partijen bleef, onze beurs er niet veel bij lijden zou, maar in dit geval staat men nooit stil: men gaat van het ene tot het andere voort, men stapelt onkosten op onkosten, en deze onkosten volgen elkander in dier voege op, dat de laatste honderd malen zwaarder worden dan de eerste.’ ‘Beste moeder!’ dus viel Anna haar hier in de rede, ‘ik weet reeds wat gij zeggen wilt, maar geloof mij, spaarzaamheid in dit geval ware louter verlies. Elke honderd guldens, die wij thans aan deze patriottische historie uitgeven, zal ons door het vaderland met duizend guldens gerestitueerd worden. Dit is de rekening van de beste vertegenwoordigers. Zelfs zijn er onder hen, doch dit zijn de allereerste bazen zoals Robespierre, Danton, Marat, enzovoort, die - en niet zonder grond - voor elke honderd guldens die zij, als het ware, onder de hebgrage patriotten aldus te grabbel smijten, naderhand tienduizend guldens op 's Lands rekening schrijven!’ De oude mevrouw, die het vaderland nooit anders beschouwd had dan als een volle waterput, waaruit de edelen te allen tijde bevoegd waren om hun behoeften te scheppen, liet zich door deze redenen geruststellen, vermits Anna haar volkomen vertrouwen bezat. Wat de zonde van dartelheid en overdaad aanbelangt, die bij dergelijke patriottische gelegenheden veeltijds plaatsvond, de snedige Anna beduidde en overtuigde haar consciëntieuze moeder, dat deze geheel en al voor rekening van het burgerlijk canaille kwam! Dit woord gebruikte de adellijke familie nog wanneer zij onbeluisterd en in vertrouwen met elkander spraken. Het planten van een nieuwe vrijheidsboom was een andere plechtigheid, die met niet minder pracht en staatsie vergezeld ging. Alle maagden en jongelingen van een zeker bepaald getal | |
[pagina 88]
| |
jaren, werden erbij verzocht. De oude edelman deelde aan de jongedochters nationale linten en versierde bloemen uit. De oude mevrouw gaf aan de jongens laurier-, palm-, mirte- en andere takken, tevens aan de behoeftigsten een goede steekpenning in de hand stoppend om, zoals zij zich uitdrukte, de verdere benodigdheden zich aan te schaffen. Willem ontbood de beste kunstenaars bij zich, die allerlei bordpapieren monsters als het despotisme, het federalisme,Ga naar voetnoot[*] het moderantisme,Ga naar voetnoot[*] enzovoort maakten, welke bij de statelijke optocht verbrijzeld en verbrand moesten worden. Ook gaf hij (want hij was in de commissie tot ordonnering en beschikking van de vrijheidstaatsie gesteld) zich ongemeen veel moeite om een praalwagen of zegekar toe te rusten, waarop de vrijheid, met al haar ap- en dependentiënGa naar voetnoot[*] gezeten moest zijn. De eerste tekenaars ontwierpen schetsen die hij rijkelijk betaalde, en waarover hij dus het onbetwistbaar recht had om ze, naar zijn grilligste bevatting zelf te mogen corrigeren. Men begrijpt vanzelf dat alles wat Willem in deze deed, de bewondering van alle dorstige clubisten en hongerige kunstenaars wegdroeg, vermits hij allen te gast nodigde, die de arbeid zijner handen, of de vindingen van zijn vernuft, met hun schelle lofspraken vereerden. De oude mevrouw, die zeer onder gemoedszwarigheden gedrukt ging, had iets ergerlijks, iets aanstotelijks gevonden in het voorstel van een der clubleden, die een allerliefste schone, jonge dochter had, welke hij aan Willem aanbood om bij de plechtigheid de rol der vrijheid te spelen. Dat men (dus redeneerde zij erover) bij openbare plechtigheden vrolijk is, dat men een uitspanning heeft, met dansen, dat men luchtige liedjes zingt, dat men iets meer drinkt dan gewoonlijk, dit kan men misschien door de vingers zien, en heeft slechts een voorbijgaande invloed; maar dat men een directe inbreuk maakt op de zeden, dat men de welvoeglijkheid schendt, en openlijk ergernis geeft, dit kan nooit patriottisme heten! En evenwel, dit zou men doen wanneer men een schoon, | |
[pagina 89]
| |
bevallig meisje, van achttien of negentien jaren, de rol der vrijheid laat spelen! Immers moet zulk een beminnelijk en betoverend voorwerp voor aller ogen ten toon zitten, moet zij haar boezem, die de eerbaarheid gebiedt zorgvuldig te bedekken, en haar armen bijna tot haar schouders toe ontbloten, en aan duizend gretige en wellustige ogen ter beschouwing geven! Van welke gevolgen kan dit niet zijn? Niet slechts voor het halfnaakte meisje, hetwelk deze onwederstaanlijke bekoorlijkheden dus constitutioneel uitkraamt, maar ook voor alle jeugdige en wellustige aanschouwers, die deze halfontklede vrijheid ten voorbeeld kunnen nemen in hun afzonderlijke patriottische gezelschappen, enzovoort. Deze zwarigheid werd door Anna erkend, en vermits zij van een bestendig spotziek gestel was, stelde zij de oude mevrouw daarmee gerust, dat zij aannam te bewerken dat men in stede van de een of andere jonge, dartele, wellustige deerne ter verbeelding van de rijdende vrijheid te nemen, men niemand anders daartoe gebruiken zou dan de oude, edele baker. ‘Dit,’ zei zij, ‘geeft twee voordelen: vooreerst zal zij de wellustige verbeelding van ouden of jongen niet gaande maken, ofschoon zij ook moedernaakt op de zegekar zat, en ten andere, zal het krediet van ons huis daardoor tot een aanmerkelijke hoogte stijgen.’ De oude mevrouw, overtuigd dat er in de ontbloting van de ledematen der vijfenzeventigjarige baker geen gevaar ter wereld stak, zei volmondig amen op dit voorstel. Evenwel begreep zij, dat het misschien moeilijk zou wezen, om haar tot het spelen van deze rol over te halen. ‘Dan moest zij geen vrouw zijn!’ antwoordde Anna op een toon, die juist niet extra tot eer van haar kunne verstrekte, schoon het enkel de waarheid was, die haar deze woorden afperste. |
|