Het leven en sterven van een hedendaags aristocraat
(1985)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd[XXI]Een woord over de oppermacht des volks. Willem wordt lid van de club: zijn warm patriottisme. Een patriottische serenade en de heuglijke uitwerksels van dezelveWij zullen niet nodig hebben te zeggen, dat Willem door zijn Anna grondig onderwezen werd in hetgeen hem vervolgens te doen stond. De oppermacht des volks was zich reeds beginnen te vertonen in de clubs, waar men de vertegenwoordigers wel niet de wetten voorschreef, maar waar men de wetten maakte, waarvan het gevaarlijk was wanneer men ze niet invoerde en gehoorzaamde. In die dagen, welke nu al lang verstreken zijn, had de aristocratie haar zetel in de clubs gevestigd. Vandaar deelde zij haar bevelen uit, die meestal willekeurig, onrechtvaardig en bloedgierig waren.Ga naar voetnoot* Het was derhalve in de clubs, waar het instinct van Willem hem het eerst heengeleidde. | |
[pagina 83]
| |
Toen hij binnentrad keek men met een algemene verwondering op dit vreemde verschijnsel neer. Een aristocraat van de eerste rang onder de sansculotten! Hoe was dit mogelijk? Doch deze verwondering hield dadelijk op toen men de driekleurige kokarde op de hoed van Willem aanschouwde, toen men hem de verdoemenis der tirannen zag drinken, en toen hij, zo vriendelijk als hij kon, verzocht om als lid aangenomen te worden. Vermits thans niemand aan het oprecht patriottisme, jakobinisme (want dit was toen nog in de mode) en sansculottisme van de ex - edelman twijfelde, werd Willem, met unanieme stemmen, verkoren tot lid van de club, onder de spreuk: Aux droits de l'homme. Willem vergat niet om dadelijk een voorstel van het uiterste belang te doen. ‘Ik ben,’ dus sprak hij, ‘ten hoogste vereerd met mijn verkiezing tot lid van deze vaderlandse vergadering. Niets zal mij aangenamer zijn dan om met de leden van dezelve de allernauwste vriendschap en broederschap aan te gaan: te dien einde bied ik in de eerste plaats mijn tafel en beurs alle rechtschapen sansculotten aan.’ (Verreweg de meeste clubianen keken hierbij op Willem even als op een engel Gods, die hun de zaligheid aankondigde.) ‘In de tweede plaats heb ik bespeurd dat hier ter stede wel een nieuwe vrijheidsboom mocht geplant worden, versierd met al de ornamenten, die er revolutionair gesproken bij behoren en vergezeld door al de vrolijkheden, danspartijen, maaltijden, enzovoort die bij zodanig een gelegenheid voegen. Wat het wissewasje van onkosten aanbelangt, die daartoe vereist worden, zal ik betalen! (De meeste clubisten begonnen reeds te watertanden, als wetend dat Willem in het stuk van eten en drinken gans niet karig was.) ‘En eindelijk in de derde plaats, verzoek ik alle leden van dit burgergezelschap hedenavond op een bal, dat ik ter ere van deze gezegende omwenteling, geven zal.’ | |
[pagina 84]
| |
Dit drieledig voorstel werd van alle kanten toegejuicht en dus bij acclamatie gedecreteerd. Het is waar, er was diezelfde avond een extraordinaire vergadering der leden belegd ter beslissing van een zeer belangrijke zaak, doch men begreep dat het bal, waartoe reeds aanstalten gemaakt was, behoorde voor te gaan, omdat het vaderland beter wachten kon dan een grage maag. Eer Willem nog vertrokken was, had hij alreeds tien louis d'or aan deze en gene, die hem om een hoekje riepen, geleend, en nauwelijks was hij op de laatsten trap om naar buiten te gaan, of de president der vergadering stapte hem schielijk achterop, tikte hem beleefd op de schouder, en verzocht hem om een paar kronen, vermits hij anders in ongelegenheid zou raken met de kastelein, die hem niet langer borgen wilde, iets waardoor de presidiale waardigheid een onuitwisbare vlek zou worden aangewreven, enzovoort. Willem viel hem ten halve in de rede, gaf hem zes kronen, met verzekering dat hij, des benodigd zijnde, er meer kon krijgen. Zodra was Willem niet thuis of Anna kwam naar hem toe, deed hem honderd nieuwsgierige vragen, die hij alle tot haar volkomen genoegen beantwoordde. ‘De eerbied,’ dus sprak hij onder andere, ‘de achting en genegenheid, die mij in de club betoond en bewezen is, gaat mijn verwachting ver te boven. Men heeft zich lager tegen mij gebogen dan iemand ooit tevoren deed! Ik werd zelfs beschaamd over al de lofspraken, die mij van alle kanten in de oren klonken! Men sprak van niets minder dan om mij, bij de eerste gelegenheid de beste, in het opperbewind te plaatsen. Ik wist waarlijk niet dat de burgers zulke goede mensen waren!’ Enzovoort. Anna kon niet nalaten om de burger Willem te prijzen over de prompte uitvoering van de last, die zij hem in dit opzicht gegeven had (want de geest der vrouw bestuurde het hoofd des mans) en om hem, al kussend, geluk te wensen met het gelukkige slagen van deze eerste stap. | |
[pagina 85]
| |
Willem en Anna waren nog in gesprek, toen een bende muzikanten van de beste soort zich voor het huis van Willem posteerde, en aan de bewoner een overheerlijke soort van serenade gaf. Een goddelijke stem hoorde men, koorsgewijs, tussen beide, die aller oren boeide, en die tevens, zowel aan de gewezen adellijke familie, als aan de menigte omstanders te kennen gaf, dat Willem de man was naar 's volks hart, en dat hij de grootste adel bezat, niet uit hoofde van wapens of titels, maar om zijn waarlijk edele daden, enzovoort. Dat de oude heer en mevrouw van hartelijke blijdschap schreiden behoeven wij niet te vermelden. Dat de burger Willem de huisdeur uitvloog, om, ten aanzien van hemel en aarde, dat is, van de ganse buurt, zijn spelende en zingende medeburgers in de grootste vervoering van zelfgenoegen te omhelzen en de accolade te geven, is niet nodig hier aan te stippen. Dat hij ze allen in huis verzocht, en hun magen zo vol met de keur van wijnen stopte dat de beste ontleedkundige ze voor wijnkelders zou hebben aangezien, dit is iets, met welks verhaal wij het doorzicht en de alwetendheid onzer lezers schande zouden aandoen. |
|