Het leven en sterven van een hedendaags aristocraat
(1985)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd[XIII]Willem wordt vermaard als natuurkundige, als rechtsgeleerde, als godgeleerde. Oordeel van de staatsministers over Willem. Verheffing van Willem tot de hoogste erepostenWillem beschouwde de zon en de maan als de twee grote lichten, de een van de dag, de ander van de nacht. Maar of zij stil stonden, dan of zij draaiden, en hoe zij draaiden, wist hij niet. Echter was hij bekend als een beroemd natuur- en sterrenkundige, en werd somtijds door een doodarm edelman, die, om een stuk brood te verdienen, almanakken maakte, geraadpleegd. Dat het hoofd van deze auteur draaide, zo dikwijls hij een visite bij Willem had afgelegd, zal men gaarne geloven. Want altoos, wanneer het de zaak was om onderrichting te geven in gevallen, waarin Willem een volmaakte domkop was, greep hij steeds de fles, die dan zulke overvloedige redenen voortbracht, dat Willem geen antwoord behoefde te geven, en dat de vragers, ten hoogste over hem voldaan, al buigend, strijkvoetend en dankzeggend vertrokken. | |
[pagina 54]
| |
Willem kon de woorden proces, citatie, artikelen examinatoir, probatie, reprobatie,Ga naar voetnoot[*] enzovoort zeer vlug uitspreken, maar welke dingen het eigenlijk waren, hiervan wist hij niets. Men geloofde en verzekerde echter, dat geen sterfelijk vernuft immer dieper doorgedrongen was in al de geheimen, zowel van de oude als de hedendaagse rechtsgeleerdheid dan dat van Willem. Door alle beoordelaars van nieuw uitkomende werken (die niet verzuimden de bundels der gedichten, op Willem gemaakt, met lof aan te kondigen, vermits deze bij een hunner begunstigde boekverkopers waren uitgekomen) werd Willem als een puik vernuft in dat vak uitgekreten, en zij verlangden en wensten niets vuriger en hartelijker, dan dat hij iets dienaangaande in het licht mocht geven! Het uitwerksel van dit alles was, dat verscheidene advocaten voor de onderscheiden hoven van justitie en voor mindere gerechten, zich bij Willem vervoegden ten einde consideratiënGa naar voetnoot[*] en advies in de allermoeilijkste en neteligste zaken bij de adellijke Willem in te nemen. De beroemde edelman echter was voorzichtig genoeg om in dergelijke gevallen altoos te zeggen, dat hij op zulk of zulk een vraag, zich eerst enige tijd bedenken moest en om de geleerde vragers vervolgens te gast te nodigen. Het gevolg was gemeenlijk, dat na de vorstelijke maaltijd, bij het dessert, of na de geldlening, het gepaste antwoord de vrager zelf te binnen schoot, welk antwoord de edele Willem alsdan betuigde insgelijks gegeven te zullen hebben. Enkele malen gebeurde het ook dat de een of andere dorpsprediker, die bij een schraal inkomen en talrijk kroost geen vette brokken kon soppen, zich bij de geleerde Willem vervoegde, gemoedelijk betuigend van zijn weledelgeborens uitstekende kunde in de Oosterse talen gehoord te hebben, en daarom, nederig en ootmoedig, de vrijheid gebruikend om hem over die of die duistere en moeilijke bijbeltekst te komen raadplegen, enzovoort. Willem gebruikte ook hier zijn oude zetten en stelde het antwoord uit, inmiddels de hongerige geestelijke | |
[pagina 55]
| |
ter maaltijd nodigend, en evenals het met de advokaten ging, ging het ook hier! Wel gegeten en dapper gedronken hebbend, waren alle duistere bijbelteksten de klaarheid zelve. De eerste ministers van staat zelf - die toentertijd de almachtige kneukels in alles hadden - beschouwden Willem als een voorwerp dubbel hun opmerking waardig. Hij is (zeiden zij onder de roos of in stil vertrouwen tegen elkander) zeker niet anders dan een verwaande gek, die voor zijn gouden rijders en dukaten de naam van gestudeerd en geleerd gekocht en gebedeld heeft. Maar juist daarom is hij de man die wij hebben moeten. Hij is rijk, hij is van adel, en groot en klein gelooft van hem, dat hij een appendix op de wonderen der wereld is. Hij is geweldig aristocratisch, dit is goed om het afgodische volk in de band te houden; maar hij is geenszins bestand om onze kunstenarijen te ontdekken of te ontduiken, en dit is zeer goed om hem tot een werktuig van onze heimelijke bedoelingen en oogmerken te maken. Tegen de vorst, die zij meest altoos na een goede en welbevochtigde maaltijd over dit soort van zaken onderhielden, zeiden zij: ‘De weledelgeboren heer en meester Willem heeft, uit hoofde zijner uitmuntende gaven en bekwaamheden, de achting en genegenheid uwer hoogheids getrouwe onderdanen verworven. Zij hebben, te dien opzichte, het voetspoor van uwe doorluchtigheid gedrukt, want reeds heeft uwe hoogheid zelf de uitstekende bekwaamheden van die edelman recht gedaan door ze te erkennen. En vermits het uwer vorstelijkheids bestendige gewoonte is om mannen van hoge geboorte en begaafdheden, tot welwezen uwer onderdanen in uw dienst te gebruiken, zou het volstrekt overtollig wezen, deze kundige edelman aan uwe genade aan te bevelen, vermits uwe hoogheid, in uw wijsheid, al de ereplaats zal hebben uitgedacht, welke door dit nuttige voorwerp bekleed zal worden.’ De vorst knikte met een veelbeduidend gelaat op dit voorstel. Hij had, het is waar, wel gedacht aan de wijn die hij drinken en | |
[pagina 56]
| |
het meisje dat hij omhelzen zou, maar na het lezen der dichtstukken was Willem niet weer in de vorstelijke breinkas verschenen. Hij vond echter goed om, ten genoegen der ministers, twee of drie der hoogste posten aan Willem toe te leggen. |
|