Het leven en sterven van een hedendaags aristocraat
(1985)–Gerrit Paape– Auteursrechtelijk beschermd[IX]Willem verkrijgt een onsterfelijke roem door het geven van maaltijden en zuippartijen. Onbegrijpelijke toegeeflijkheid van een adellijk meisje omtrent haar snoepzieke minnaar. Willem heeft zijn studies voleindigdWat de zeven vrije kunsten betrof, om welke te leren Willem eigenlijk aan de hogeschool was gekomen, de professoren droegen alle mogelijke zorg dat hij er de namen en enige onontbeerlijke spreekwijzen zeer vast van in zijn geheugen prentte, en overtuigden hem verder dat hij ze alle in de grond verstond. Zeer dikwijls verzocht Willem hen ter maaltijd, somtijds vertoefden deze professorale gasten bij hem, totdat de lieve dageraad aanbrak. De oude edelman, en vooral de kinderlievende mevrouw, schoot rijkelijk geld op; want niets was hen aangena- | |
[pagina 41]
| |
mer dan dat Willem zo dikwijls en zo langdurig met hooggeleerde en diep letterkundige mannen verkeerde; want dit verstrekte hem zowel tot een grote eer als tot een ongemeen nut. Het is waar, de edele ouders moesten ontzaglijke sommen aan de wijnkoper, de kok, pasteibakker, enzovoort, betalen, doch zij deden het met een vol en goed hart, omdat deze lieden altoos plechtig verzekerden dat geen der studenten zo beroemd en gezocht was als de adellijke Willem. De studerende edelman bepaalde zich niet enkel tot hoogleraren, maar had ook tussenbeide vrolijke partijen met de dorstigste en behoeftigste van zijn medestudenten, die hem altoos aan hun hoofd plaatsten, allerwegen zijn lof uitbazuinden en hem met diep ontzag behandelden, om reden dat hij altoos het gelag betaalde. De schone meisjes zelfs, die met de uitdeling van hun grootste gunstbewijzen niet gewoon zijn te wachten tot na de ontvangst van de kerkelijke huwelijkszegen, gaven aan het gezelschap van Willem de voorkeur boven zijn medestudenten; en zo er onder deze gedienstige engelen al eens een twist over de meerderheid ontstond, dan zegevierde zij, die bewijzen kon dat zij de meestgeliefde en meestbezochte van Willem was. Men had ook opgemerkt dat sedert Willem in deze academiestad gekomen was, de bereidvaardige lieve meisjes veel zwieriger gekleed gingen; meer verschotGa naar voetnoot[*] van jakken, japonnen, oorringen, horloges, enzovoort hadden, en ook meer met goud en zilvergeld speelden dan immer tevoren! Willem, die op zijn manier rekenschap aan zijn ouders deed van de penningen, die zij in zulk een ontzaglijke menigte aan hem toezonden, zette in dit geval altoos: voor natuurlijk onderzoek, de som van zoveel! De freule Anna, die, als minnares, veel scherper ogen had dan een getrouwde vrouw natuurlijkerwijze hebben kan, ontdekte spoedig de snoeppartijtjes van haar edele minnaar. Inwendig had zij er de grootste spijt van; uitwendig echter liet zij er niets van blijken. Zij redeneerde erover, zoals het een | |
[pagina 42]
| |
adellijke dame voegt. Vooreerst, dus dacht zij, zal ik hem dit met tienvoudige woeker betaald zetten zodra wij getrouwd zullen wezen. Ten tweede zal ik het genoegen hebben dat hij alsdan niet gans en al als een onervarene bij mij zal komen, wat doorgaans het geval is met die stomme burgerjongens, die van hun canailleuze ouders niet anders dan kuisheid en eerbaarheid hebben horen prediken. Ten derde zal dit zijn tegenwoordig gedrag mij in het toekomende altoos een wettig en ontegenzeglijk recht geven om, wanneer wij gehuwd zijn en elkander in de weg beginnen te leggen, hetzelfde te doen dat hij nu doet, enzovoort. Op deze adellijke gronden was de volstrekte toegeeflijkheid en onbegrijpelijke oogluiking van de freule gebouwd. Altoos waren haar liefdearmen open en uitgestrekt om hem te ontvangen, en haar boezem blakend en brandend om er hem aan te drukken, hetzij hij hijgend en uitgeput van zijn nachtbezoeken thuiskwam, hetzij hij 's morgens als een onbevlekte engel uit zijn slaapkamer te voorschijn trad. Dus slenterde Willem een geruime tijd voort. De freule, eindelijk vrezend dat hij al te zeer verdartelen en ten laatste afkerig van haar worden zou, trad in een ernstig onderhoud met de hoogleraar, die zij niet slechts als een verstandig man, maar ook als een geslepen menskundige beschouwde. ‘Indien,’ dus sprak zij onder andere, ‘Willem nog langer aan deze hogeschool vertoeft, dan zal hij zo aan deze lichtekooien verslaven en er door bedorven worden, dat zowel mijn belang als mijn eer zullen vorderen om van zijn hand af te zien, en dan weet gij, dat al onze uitzichten ijdel zijn! Ik kan u derhalve geen beter raad geven dan hem voor volleerd te verklaren.’ De hoogleraar schudde het hoofd. ‘Volleerd!’ riep hij. ‘Volleerd! Er scheelt al te veel aan! Wij moeten de eer van de hogeschool toch ook niet te grabbel smijten!’ De freule begon helder te lachen. ‘Hoor,’ zei zij, ‘wij spreken rondborstig met elkaar; maar ik beloof u rijkelijk de schade te | |
[pagina 43]
| |
zullen vergoeden, die gij door dit te vroeg heenzenden mocht komen te lijden. Wanneer wij ons grote doel missen, dan zouden wij er nog oneindig meer bij verliezen.’ Dit stak de hoogleraar een riem onder het hart. ‘Het is waar,’ dus sprak hij, ‘dat er zeer velen zijn die minder weten dan Willem en die wij echter decreteren volleerd te zijn. Daarenboven vertrouw ik dat, vermits Willem geschapen is om eenmaal land en volk te regeren, gij hem van tijd tot tijd in die grote kunst, op het voetspoor van zoveel andere adellijke vrouwen, een lesje zult geven.’ ‘Daar aan te twijfelen,’ antwoordde de freule, ‘zou mij schande aangedaan wezen. De tijd zal komen dat gij hem als een eerste wonder in de staatkunde zult aanschouwen.’ De hoogleraar liet ongemerkt een diepe zucht, want hij was niet gans en al gewetenloos. Vermits hij echter tegen de ijzeren hand des noodlots, zoals een dichter zou spreken, niet opkon, maakte hij van dat ogenblik af aan zijn werk om Willem aan de wereld als een geleerde op te dringen en te dien einde alle gewoonlijke formaliteiten omtrent hem te bezigen en hem van de nodige getuigschriften te voorzien. |
|