De psalmen Davids
(1663)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtvrij
[pagina 68]
| |
Oock op de wijsen, van ende by den 1 Psalm aengewesen.
DRijft schaemt' en schande Heer van my
Dewijl ick op u bouwe,
Op dat mijn vyanden niet bly
My in ellend' aenschouwen:
Geen schaemt' noch schande komt bekleen
Die op u hoopen, maer die geen
Die hand'len sonder trouwe.
2. Heer leert my op uw' wegh en padt
En in uw' waerheyt treden,
Ghy zijt de Godt mijns heyls, en schat,
Dael neer op mijn gebeden,
Want u verwacht ick dagh en nacht,
Och dat ghy om uw' goetheyt dacht,
Die duurt in eeuwigheden!
3. Gedenck geen sonden die wel eer
Zijn in mijn jeught bedreven,
Gedenck aen uwe goetheyt Heer
Die alles kan vergeven:
Ghy Heer zijt vriend'lijck en oprecht,
Ghy doet de Sondaren na 't recht
Van uwe Wetten leven.
| |
[pagina 69]
| |
4. Hy sal, die sacht zijn van gemoedt
Sijn Heyl'ge Wegen leeren,
Gerecht, waerachtigh, reyn en goet
Zijn all' de paen des Heeren,
Voor die bewaren sijn verbont:
Vergeeft my, om uw' naem, mijn sond,
En wilt de straf afkeeren.
5. Wie is de man die vreest den Heer?
Die sal Godts gunst verwerven,
Hy sal hem wijsen in sijn leer,
Zijn Zaed sal noyt versterven,
Sijn ziel sal in de nare nacht
Gerustigh slapen, sijn geslacht
Dat sal de aerd be-erven.
6. Des grooten Godts verborgentheyt
Die schijnt seer swaer te wesen,
Sijn Woort is klaer genoegh geseyt,
Licht sijn verbondt te lesen;
't Is licht, maer niet voor yder een,
't Is licht, alleenigh voor die geen
Die sijnen name vreesen.
7. Daerom soo sal ick op den Heer,
Alleen mijn oogen wenden,
Al slaet hy, hy geneest my weer,
Hy sal my bystant senden;
Want all' mijn vrienden zijn nu wegh,
'k Ben arm en eensaem, en ick legh
Versoncken in ellende.
8. Mijn hartseer en benauwtheyt heeft
Sich uytgestreckt in 't ronde;
Helpt my uyt mijne noot, en geeft
| |
[pagina 70]
| |
My balsem in mijn wonden,
Ick bidd' u siet mijn moeyten aen,
En wat ick al hebb uytgestaen;
Neemt van my 't pack der sonden.
9. Ick bidd' u Heer, siet hoe de macht
Mijns vyants is gewassen,
Siet eens de opgeblase kracht
Van die, die op my passen;
Geef Heere dat ick niet en vlie,
Maer breeckt den trotschen arm van die
Als honden my verbassen.
10. Geen schaemte verw' mijn wangen root
'k Betrouw' op uwe krachten,
Mijn onschult help' my uyt de noot,
Door dien ick u verwachte.
O Heere wilt uw' felle straf
Uw' geesselsweepen wenden af
Van Israëls geslachten. 1. Gloria.
|
|