De psalmen Davids(1663)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] Psalm XXI. Een Dancksegginge voor de overwinninge sijner vyanden ende bevestinge sijns Rijcks: als oock een voorsegginge van de vernielinge aller vyanden Godts. Oock op de wijse van den 19. Psalm. HEer om uwe stercke krachten Is onse Koning seer verblijdt, Want ghy Godt versterckt sijn machten, En helpt hem midden in den strijdt, Ghy geeft hem uw' milden zegen Het zy hy gaet, of wederkeert, Hy heeft van uw' handt gekregen Al 't geen sijn hart oyt heeft begeert; Ghy hebt hem op 't hooft geschoncken Een kroon met paerlen ingeleyt, Van geloutert gout gekloncken, [pagina 57] [p. 57] Tot eer van sijne Majesteyt. 2. Heer, hy badt u om het leven Wanneer dat hy vervolging lee, En ghy hebt het hem gegeven; Ghy hebt oock op een vaste stee Sijne heerlijckheyt doen stellen, Groot is sijn glans en Majesteyt Niemant salse nedervellen Van nu tot inder eeuwigheyt: Ghy vervroolijckt Heer sijn wesen, Op u is 't dat hy sich vertrouwt, Hy hoeft niemandt oyt te vreesen, Want uw' genaed' hem onderhoudt. 3. Vw' handt sal uw' haters vinden, En slaen uw' vyandt op den kop, Vw' handt sal 't geslacht verslinden Van die daer tegens u staet op; Even als het hout, geschoven In 't vuur, moet door de gloet vergaen Van den aengesteecken oven, Soo sal uw' toorn haer tasten aen, Haer geboomt en vrucht bederven, Sy sullen zijn tot niet gebracht, Al de kind'ren sullen sterven Die over waren van 't geslacht. 4. Want sy hadden (aengedreven Door eenen aenslagh al te boos) Tegens u Heer sich verheven, Maer al haer doen was krachteloos. [pagina 58] [p. 58] Dies' een doelwit sullen wesen; Dan sult ghy met een snelle schicht Afgedruckt op uwe peesen, Haer schieten in het aengesicht, En hun gantsche macht verspreyden. Verheft u in uw' sterckte Heer, Dat wy uwen lof verbreyden, En Psalmen singen tot uw' eer. Vorige Volgende