De psalmen Davids(1663)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Psalm XV. Na de Oude Compositie. Op de wijsen by den 1 Psalm aengewesen. WIe sal Heer in uw' tente gaen, En daer sijn woonplaets houwen? Wie sal doch Heere nederslaen, Sijn hut in uw' gebouwen? Die vroom en reyn is van gemoed, Die in het geen hy laet of doet, Op Godt set sijn vertrouwen. 2. Wiens hert dat sich van leugens wacht, Wiens tong niet is beladen [pagina 40] [p. 40] Met achterklap, die niet en tracht Sijn naesten te beschaden, Noch schent sijn naem met laster-praet, Die Goddeloosen mijdt en haet Maer eert der Vromen paden. 3. Die eeden en beloften houdt Al souw't sijn schade wesen, Die niet en woeckert met sijn goudt, Die sich niet laet belesen Met giften. Die dit alles doet Die hoeft geen quaet noch tegenspoet In eeuwigheyt te vreesen. 1. Gloria. Vorige Volgende