Proef-stukken van heilige sinne-beelden. Deel 1
(1700)–Johannes d' Outrein– Auteursrechtvrij
[pagina 379]
| |
De Miere
| |
[pagina 380]
| |
Ga naar margenoot+Dogh het is schandelyk voor den mensch, daar hy een redelyke ziel heeft en boven de dieren der aarde moest uitmunten in het kwijten van synen pligt; dat hy veeltyds sig dusdanig draagt, dat hy wel noodig heeft naar de redenloose beesten gesonden en door deselve overtuigt te worden. Dus zend Iob den ongodist naar de beesten, vogelen en visschen der zee. Iesaias het ondankbaar Israël naar den os ende den esel. Ieremias het onwetende en onopmerkende volk naar den ojevaar, kraan en swaluwe. Gelykwe sien dat Salomo hier doet ontrent den leuyaart, die hy met geen beter leermeester verweerdigt, als de Miere. Waar van wy nu wat nader moeten handelen. Wy hebben onse proefstukken van heilige sinnebeelden begonnen met den Arend, den koning der vogelen, die seer hoog vliegt. Wy sullen deselve eindigen met de kleine en veragtelyke Miere, die in de holligheden der aarde nestelt. Wy hebben onder de werken des sesden daags gesien het peerd, als een van de uitmuntendste lastdieren; het schaap, als zynde het voornaamste van het tamme vee, tot spys en vele andere gebruiken geschikt; ende het hert, als een van de uitgelesenste der wilde gediertens. Nu sullenwe tot de miere komen, die onder het kruipende gedierte een van de allerkleinste, hoewel niet van de onaanmerkelykste gerekend word. |
|