Proef-stukken van heilige sinne-beelden. Deel 1
(1700)–Johannes d' Outrein– Auteursrechtvrij
[pagina 315]
| |||||||||||||
Christus de Herder van syne Kerk.
|
A. | Hy sal syne kudde weiden als een Herder.Ga naar margenoot+ Een kudde is een versameling van vee, het zy klein vee, als schapen, geiten; of groot, als ossen, koejen, enz. Dogh hier word sonderling geoogd op een kudde schapen. |
Doch in een oneigentlyken sin word hier door de kudde van ChristusGa naar margenoot+ verstaan, syne Gemeinte, bestaande uit vele uitverkorene, die by schapen vergeleken worden, Matth. XXV. 32. welke algemee- |
ne kerk dan weder uit vele bysondere kudden bestaat. Soo seide Paulus tot de opsienders der gemeinte van Efesen: Hand. XX. 28. Hebt agt op u selven en op de geheele kudde, over dewelke u de H. Geest tot opsienders gesteld heeft, om de gemeinte Gods te weiden, welke hy verkregen heeft door sy eigen bloed. En Petrus: 1 Brief V. 2. Weidet de kudde Gods die onder u is, hebbende opsigt daar over, niet uit bedwang, maar gewilliglyk: nog om vuil gewin, maar met een volveerdig gemoed. En vers 3. Als voorbeelden der kudde gewordenGa naar margenoot+ zynde. dus leest men ook Mich. VII. 14. Weid uw volk met uwen staf, de kudde uwer erfenis die alleen woond. En Psal. XCV. 7. Want hy is onse God, en wy zyn het volk syner weide, ende de schapen syner hand. Vergelyk de voorgaande verhandeling. Soodanigen kudde had God eertyds onder de Joden. Welke Hy uit Egypten heeft geleid als een kudde, door de hand van Moses en Aaron. Psal. LXXVII. 21. En hy voerde syn volk als schapen, en leidese als een kudde in de woestyne. Ps. LXXVIII. 52. En na dat hy haar in het land Kanaan, als in een vette en grasige weide, gebragt had, wanneer sy weeldrig wierden en agteruitsloegen, is de kudde des Heeren gevankelyk weggevoerd. Jer. XIII. 17. Maar hy heeftse wederom daar uitgevoerd. volgens Ezech. XXXIV. 11 - 16. Soo seid de Heere Heere: siet ik sal naar myne schapen vragen, en salse opsoeken, gelyk een herder syne kudde opsoekt, ten dage als hy in 't midden syner schapen is, alsoo sal ik myne schapen opsoeken: ende ik salse redden uit alle de plaatsen, daar henen sy verstrooit zyn, ten dage der wolke en der donkerheid. En ik salse uitvoeren van de volken, en salse vergaderen uit de landen en brengen in haar land: en ik salse weiden op de bergen Israëls, by de stroomen en in alle bewoonlyke plaatsen des lands. Op een goede weide sal ikse weiden, ende op de hooge bergen Israëls sal hare kooje zyn; aldaar sullen sy nederliggen in een goede kooje, en sullen weiden in een vette weide op de bergen Israëls. Ik sal myne schapen weiden, en ik salse legeren, spreekt de Heere Heere. Het verlorene sal ik soeken, ende het weggedrevene sal ik wederbrengen, het gebrokene sal ik verbinden, ende het kranke sal ik sterken: maar het vette en het sterke sal ik verdelgen, ik salse weiden met oordeel.
Ga naar margenoot+Maar onder het Nieuwe Testament wilde Christus syn kudde niet alleen onder een volk en in een land besloten houwden. Soo lang hy op aarden was, had hy nog maar een klein kuddeken. Luc. XII. 32. Maar daar na souw syne kudde by duisenden vermenigvuldigen: Ik heb, seide Hy, nog andere schapen, die van desen stal niet zyn: dese moet ik ook toebrengen: ende sy sullen myne stemme hooren, ende het sal worden eene kudde en een herder Joh. X. 16. Soo dat selfs ook de Heidenen nu seggen: Hy heeft ons gemaakt, ende niet wy, tot syn volk ende schapen syner wei-
de. Psal. C. 3. En dese kerk des Nieuwen Testaments is het, bestaande uit Ioden en Heidenen, die hier de kudde van Christus genaamd word.
En wel syne kudde. In tegenstelling van de kudden syner medgesellen, de ongeloovige Ioden, die Hy langer voor syn volk en kudde niet erkennen wilde. Hoogl. I. 7. Zie ook de voorgaande verhandeling.
Dese syne kudde nu souwde Hy weiden gelyke een Herder.
Dat Christus een Herder word genoemd in de Heilige Schrift, isGa naar margenoot+ bekend. Gen. XLIX. 24. Psal. XXIII. 1. Den eenigen herder. Pred. XII.11. Ezech. XXXIV. 23, 24. XXXVII. 24. Zach. XIII. 7. Joh. X. 11, 14. Hebr. XIII. 20. 1 Petr. II. 25. 1 Petr. V. 4. En dese naam souw hy niet verdienen, indien hy niet de eigenschappen van een Herder had, en deed ontrent syn volk, het gene een Herder doet ontrent syne schapen. Hetwelk hier word uitgedrukt met dese woorden: Hy sal syne kudde weiden als een Herder. De overeenkomsten zyn dese:
I. | Een Herder heeft schapen, die syn rykdom, goed en schat zyn.Ga naar margenoot+ Daarom wierd de rykdom van de Patriarchen beschreven te bestaan in hun vee. Maar wy hebben gesien dat Christus een kudde schapen heeft, die is syn goed, syn rykdom, en erfdeel. Ps. XVI. Mich. VII. 14. zie pag. 313. |
II. | Hy kend syne schapen; Hy set'er syn merk op, waar aan hyse kentGa naar margenoot+ en waar door sy ook voor de syne van andere, die dat merk verstaan, gekend worden. Soo is het hier: 2 Tim. II. 19. Hy heeftse gekend van eeuwigheid; Hy kentse in der tyd, I. Voor hunne wedergeboorte, als dwalende schapen, die nog te regt gebragt, of als bokken, die in schapen verandert moeten worden. II. Na hunne bekeering; dan kent hyse, als de syne, als syne schapen syn eigendom, syn volk. Hy set op haar syn zegel en merk; Hy besprengt haar met syn bloed, waar door hyse kent, even als den Engel daar aan onderkende de huisen der Israëliten van der Egyptenaren; Hy drukt het zegel van den doop op haar. En insonderheid kent hyse aan het merk van syn Geest, waar door sy versegeld zyn tot op den dag der verlossinge. Ephes. IV. 30 Dit is Gods zegel, datse dragen aan hunne voorhoofden en handen. Waar aan hy selfs niet alleen haar kent voor de syne, maar sy worden'er ook voor erkend van de gene, die het werk dese geestes verstaan. |
III. | Een Herder besoekt syne schapen, en hy komt tot haar; enGa naar margenoot+ plegen wel eertyds de Herders sig met de vellen der schapen te bekleeden, op datse te min verschrikkelyk, maar beminnelyk souwden zyn aan de kudde. Hy heeft sig met ons eigen vlees en bloed bekleed, zynde ons in alles gelyk geworden uitgenomen te |
sonde. Was hy gekomen tot ons, als de Heere der heerlykheid met hemelsche glans en luister, soo haddenwe syne glans niet konnen verdragen. Maar nu is Hy gekomen in de gestalte van een mensche; ja selfs als een gering en nietig mensch. Phil. II. | |
Ga naar margenoot+IV. | Een regtschapen Herder heeft syne schapen lief. Soo heeft Iesus syn gemeinte lief, en tot een kragtig bewys daar van, heeft hy sig voor haar ter dood overgegeven. Want niemand heeft meer liefde dan dese, dat iemand syn leven sette voor syne vrienden. Joh. XV. 13. En dewyl Hy dan de syne daar door heeft vrygekogt ende verlost, bemind hy haar met een teedere liefde, een liefde, die de kennisse te boven gaat. Eph. III. 19. |
Ga naar margenoot+V. | Dese liefde doet hem geduurig waaksaam zyn over zyne schapen, soo dat hy sorge over haar draagt. Syn ooge is op haar. Hy is de wagter Israëls, die nooit en slaapt nog sluimert. Psal. CXXI. 4. Zie Psal. XXXIII. 18, 19. 2 Chron. XVI. 9. |
Ga naar margenoot+VI. | Wat moet een Herder al moeite uitstaan om syner schapen wille! Hoe beklaagde sig Iakob: Gen. XXXI. 40. Dat hy in het weiden van Labans kudde gedragen had de hitte des daags en de vorst des nagts. Maar wat voor arbeid en moeite, en wat voor een angst der ziele en allerley lyden Christus heeft uitgestaan, is bekend. |
Ga naar margenoot+VII. | Een Herder gaat de schapen voor of hy dryftse voor door syne stemme. Maar soo doet ook de Heere Iesus. Myne schapen hooren myne stemme en volgen my na. Joh. X. 16. Hy is haar overste leidsman. Hy heeft door syne leere en exempel den weg gewesen. Matth. XI. 29. 1 Petr. II. 21. Hy trektse door syn geest en sy loopen hem na. Hy laat ook syne stemme agter haar hooren: Dit is de weg, wandel in deselve. Hy dryftse voort door kragtige beweegredenen, die hy over al in syn woord gebruikt; ja Hy komt hare loomheid en traagheid te gemoete. |
Ga naar margenoot+VIII. | En gelyk een Herder te dien einde een staf gebruikt, om de kudde te weiden en den weg te wysen; Soo gebruikt Christus daar toe den staf van syn woord; den scepter syner sterkte. Ps. CX. 2. Mich. VII. 14. In welk woord onderwysingen zyn, die tot aanwysing van den weg verstrekken; Beloften, die een staf der vertroosting; bedreigingen en bestraffingen, die een staf der tugtinge zyn; alle egter daar toe dienende, om de geloovige te houwden op den regten weg en in het spoor der geregtigheid. Bysonder wanneer Gods Geest met het woord gepaard gaat; want dan leid en stuurt hy de syne daar door in den weg. Ps. LXXIII. 24. Waarom sy ook bidden: Psal. CXLIII. 10. Leer my u welbehagen doen, want gy zyt myn God: uwe goede Geest geleide my in een effen land. En wanneer een schaap slegts een weinig afwykt, soo sal een Herder met syn staf hem een kluit of iets anders toewerpen, om het selve van syn afdwalinge te rug te |
roepen. Soo doet Christus, wen syne schapen slegts een weinig afwyken, Hy werpt haar uit syn woord dese of gene waarheid of eenige overtuiging door syn geest, of ook wel eenige kastyding toe, om haar van haare afwyking en tot haren pligt te vermanen. Psal. XXXII. 8. Ik sal u onderwysen, en u leeren van den weg dien gy gaan sult; Ik sal u raad geven, myn oog sal op u zyn. | |
IX. | Een Herder doet dat voornamelyk, dat hy syne schapen voedselGa naar margenoot+ en drank verschaft; dat hyse te dien einde leidet in grasige weiden, en aan klare waterbeken. Maar doet niet Christus soo ontrent de syne? Hy spysigt en drenkt de syne met de vettigheden van syn huis, enz. Ps. XXXVI. 9. LXV. 4. Hoor eens hoe David of de kerk daar van roemt, Psal. XXIII. 1, 2, 3. De Heer is myn Herder, my en sal niets ontbreken. Hy doet my nederliggen in grasige weiden; Hy voert my sagtkens aan seer stille wateren. Hy verkwikt myne ziele; Hy leid my in het spoor der geregtigheid, om syns naams wille. En Jes. XLIX. 10. Sy sullen niet hongeren nog dorsten, ende de hitte en de sonne salse niet steken: want hare ontfermer salse leiden, ende hy salse aan de springaders der wateren sagtkens leiden. Hy geeftse te eten en te drinken in syn koningryk. Soo datse gevoed en vet worden als mestkalveren. Mal. IV. 2. |
X. | Terwyl de schapen vast besig zyn in het grasen, speelt eenGa naar margenoot+ Herder wel op syn herdersfleuite, waar door hy niet alleen sig selfs vermaakt, maar ook de kudde, als het ware, tot vreugde verwekt. Maar Christus, terwyle hy syne schapen weid en die vast eten en drinken in syn koningryk, soo heeft hy ook syne fleuite, waar op hy speelt: Namelyk de lieflyke verkondiging en beloften des Euangeliums, die hy laat hooren door den mond syner dienaren; in welke hy sig selfs verkwikt, en die syne schapen als van vreugde doen huppelen. Soo datse seggen; Jes. LXI. 10. Ik ben seer vrolyk in den Heere, myne ziele verheugt sig in mynen God, want hy heeft my bekleed met de kleederen des heils, den mantel der geregtigheid heeft hy my omgedaan: gelyk een bruidegom sig met Priesterlyk cieraad vercierd, en als een bruid haar vercierd met haar gereedschap. Soo worden de verkondigers des Euangeliums Citherspeelders genaamd. Openb. XIV. |
XI. | Een goed Herder bewaart syne schapen voor alle onheil, sooGa naar margenoot+ veel in hem is; loert de wolf op haar; hy gaat hem te keer, en sal liever syn leven verliesen, als dat hy soude de kudde ten prooje van de wolven overlaten. Maar wie weet niet dat Iesus diergelyk gedaan heeft en doet ontrent syne kerk? De helsche wolf had het toegelegd op het verderf van Iesus schapen. Maar hy heeft hem te keer gegaan, en syn leven gelaten; soo nogtans, dat hy daar door te niete gedaan heeft den genen die de |
magt des doods had, dat is, den duivel. En opgestaan zynde van den dooden, leeft hy om voor de syne te bidden, ja om haar kragtdadig te bewaren voor alle geweld des Satans en syner werktuigen. De duivel mag rondom haar gaan als een briesschende leeuw; hy mag haar siften als de tarwe: maar Iesus heeft voor haar gebeden, en hy draagt sorge, dat haar geloof niet ophouwde. Hy behoed en bewaart haar kragtdadig voor alle onheil. Die man sal zyn als een verberginge tegen den wind, ende een schuilplaatse tegen den vloed: als waterbeken in een dorre plaatse, als de schaduwe eens swaren rotssteens in een dorstig land. Jes. XXX. 2. Hy bewaard haar, als zynde de kudde synes volks. Jer. XXXI. 10. Zach. IX. 16. Hy geeft haar het eeuwig leven, en niemand sal een schaap uit syne hand rukken. Die haar aanraakt, beledigt hem, en hy sal het soeken. | |
Ga naar margenoot+XII. | Wanneer eenige schapen zyn afgedwaalt, hy soektse en brengtse te regt. Luc. XV. 4 - Soo is ook de Sone des menschen gesonden tot de verlorene schapen van het huis Israëls. Hy is gekomen om te soeken en salig te maken dat verloren was Luc. XIX. 20. Zie eens wat voor heerlyke beloften daar van gedaan worden. Ezech. XXXIV. 11, 12. Siet ik sal naar myne schapen vragen en salse opsoeken. Gelyke een herder syne kudde opsoekt ten dage als hy in 't midden syner verspreide schapen is, alsoo sal ik myne schapen opsoeken: ende ik salse redden uit alle de plaatsen daar henen sy verstroit zyn, ten dage der wolke ende der donkerheid. En daarom was het eens de bede van David: Ik hebbe gedwaald, als een verloren schaap, Heere, soek uwen knegt. Psal. CXIX. 176. |
XIII. | Een Herder draagt ook sorge dat de kudde vrugtbaar word en by menigten aanteele. Soo doe Iesus ook syn kerk uitdyen in menigte. Jes. LIV. 1 - Daarom gelykt hy syne bruid by een kudde schapen, die alle te samen tweelingen voortbrengen, en geen onder haar is jongeloos. Hoogl. IV. 2. Hy zegentse, soo datse seer vermenigvuldigen, ende haar vee vermindert niet; ja hy maakt de huisgesinnen als kudden. Psal. CVII. 38, 41. |
Ga naar margenoot+XIV. | Een regschapen Herder valt syne schapen niet hard, hy dryftse niet onsinnig voort, hy slaat en pynigtse niet; maar hy is seer mededoogend en sagtmoedig over haar, hy heeft selfs geduld met hare gebreken en traagheid; hy komt te hulpe de swakheden der schapen die teeder zyn; daar een huurling wel vaak wat wreeder en harder is over de kudde. En waarlyk, soo is het gelegen met onsen Iesus; Hy weid de syne met den stok Lieflykheid. Genade is uitgestort op syne lippen. Het is syne taal geweest, Kom alle tot my die vermoeid en belast zyt, ende ik sal u ruste geven. Syn jok is sagt, en syn last in lieflyk, in tegenstelling niet al- |
leen van het jok des satans, maar ook van het sware jok der wet, en van den harden staf der dryvers, die eertyds over het volk des Heeren gesteld waren. Invoegen, wanneer hier gesegd word: Hy sal syne kudde weiden gelyke een Herder, Hy, en de leiding die hy houwden souwde over de kerk des Nieuwen Testaments, door de bediening van het Euangelium, worden tegengesteld tegen Moses, en die op den stoel van Moses saten, en tegen de hardigheid en gestrengheid der wet. Voornamelyk in tegenstelling van die Herders, die in de latere dagen over Israël heerschten, welke sig niet droegen als herders, maar als huurlingen, ja als beulen en mishandelaars van de kudde. Van welker misbedryf in het breede te lesen staat: Ezech. XXXIV. In tegenstelling dan van dese trouwloose, harde, onbarmhertige Herders, word'er gesegd: Hy sal syn kudde weiden als een herder.
En dit word nog meer te kennen gegeven door het volgende: |
|
B. | Hy sal de lammerkens in syne armen vergaderen ende in synen schood dragen. Welke woorden wy korter sullen konnen verhandelen, nu we over het eerste een weinig uitvoeriger zyn ge weest. Het woord טלאים, dat hier staat, komt buiten dese, nog maarGa naar margenoot+ op twee plaatsen voor. 1 Sam. VIII. 9. Doe nam Samuel een Melk-lam (טלה חלב) ende offerde dat den Heere. En Jes. LXV. 25. De wolf ende het lam sullen te samen weiden. De Hebreen houwden het daar voor, dat het beteikent een jong lammeken, dat beneden de vierde maand is. Wy konnen nu wel ligt bevroeden, waar van dese lammerkensGa naar margenoot+ een sinnebeeld zyn. Namelyk wy hebben boven gesien, dat de kudde Christi syne gemeinte is, die bestaat uit schapen, dat is geloovige en uitverkorene menschen. Lammeren nu syn jonge schapen, die eerst geteeld en diensvolgens nog swak zyn. Hier door worden te kennen gegeven, soodanige, die eerst in de gemeinte Christi geboren zyn, kinderen en suigelingen, die nog melk-spyse van nooden hebben, en geen vaste spyse konnen verdragen. Welker kennisse nog klein, welker geloove swak, welker heiligmaking nog maar ten deele en gebrekkelyk is; dogh daar even-wel een waar leven der genade en des Geestes in gevonden word. Hoe souwde nu de Saligmaker, de getrouwe Herder, sig dragen ontrent dese teedere lammeren? sal hyse verstooten om hare swakheid, sal hyse laten verloren gaan, om datse haar selfs niet konnen redden? Neen; Hy salse In synen armen vergaderen, Hy salse niet verstooten, maar deselveGa naar margenoot+ door syn magt en goedheid te samen vergaderen, om haar te omhelsen met de teederste liefde; en omse te ondersteunen met eeuwige armen. Soo dra een van dese lammeren in syne gemein- |
te geboren word, sal hy het in syne armen ontfangen, en soo lang het swak is, sal hy'er syn hand niet aftrekken, maar de swakheid daar van te hulpe komen. Dit woord door een ander sinnebeeld uitgedrukt, Jes. XLII. 3. Het gekrookte ried sal hy niet verbreken, en de glimmende vlaswieke sal hy niet uitblusschen. En dat niet alleen maar Ga naar margenoot+Hy salse in synen schood dragen, of opnemen. Wanneer de grond te kouwd is om'er op te liggen, neemt een herder een lammeken wel in syn schood, om het daar te koesteren en te verwarmen. Of als het niet voort kan, neemt hy het en draagt het. Zach. XI. 16. Of het is een spreekwyse, genomen van iemand, die een lammetje opvoed met een bysondere sorge, gelyk dien armen man in de parabel van Nathan, die een oylam had, die hy gekogt had en opgevoed, ende het at van syne bete, en het was hem als een dogter. 2 Sam. XII. 3. Maar dus doet de Heere Iesus op een geestelyke wyse ontrent syne lammeren. Hy vergadertse in syne armen, Hy draagtse in synen schood. Moses seide eens: Heb ik dan al dit volk ontfangen? het ik het gebaard? dat hy souwd tot my seggen: draag het in uwen schood, gelyk als een voedster-vader den zoogeling draagt, tot dat land 't welk gy haren vaderen gesworen hebt? Num. XI. 12. Maar dat behoef Iesus niet te vragen: Schoon Hy onse Herder is, is hy ook onse Vader, die ons gemaakt en gegenereert heeft. Deut. XXXII. 6. En daarom, hy draagt de syne ook in syn schood. Soo had hy gedaan ontrent Israël. Exod. XIX. 4. Gylieden hebt gesien wat ik den Egyptenaren gedaan heb: hoe ik u op vleugelen der arenden gedragen, en u tot my gebragt heb. Deut. I. 31. In de woestyne, daar gy gesien hebt, dat de Heere uwe God u daar in gedragen heeft, als een man synen sone draagt; op al den weg dien gy gewandeld hebt, tot dat gy kwaamt aan dese plaatse. Deut. XXXII. 11. Gelyk een arend syn nest opwekt, over syne jongen sweeft, syne vleugelen uitbreid, neemtse en draagtse op syne vlerken. Soo leydde haar de Heere haare God. Jes. LXIII. 9. In al haare benauwtheid was hy benauwt, ende de Engel synes aangesigts heeftse behouwden; door syne liefde, en door syne genade heeft hyse verlost: en hy namse op, en hy droegse alle de dagen van ouwds. Dit is ook syne belofte. Jes. XLVI. 3, 4. Hoor na my, ô huis Jakobs, ende het gantsche overblyfsel des huis Israëls: die gy van my gedragen zyt van den buik aan, ende opgenomen van de baarmoeder af, ende tot den ouwderdom toe sal ik deselve zyn, ja tot de grysigheid toe sal ik ulieden dragen: Ik heb het gedaan, en sal u opnemen, en ik sal u dragen en redden. |
|
Ga naar margenoot+C. | De soogende sal hy sagtkens leiden. Dit woord עלות word van |
de Lxx vertaald door swangere schapen, ἐν γαστὶ ἐχόντων. Andere verstaan het van schapen, die in het baren zyn, ofte die eerst gebaard hebben. Dogh ander nemen het voor soogende schapen, die hare jongen met de melk van hare uyers of borsten voeden. Immers soo word het uitdrukkelyk voor soogende koejen genomen. 1 Sam. VI. 7, 10. Neem en maak eenen nieuwen wagen, en twee soogende koejen, op dewelke geen jok gekomen is, spand de koejen aan den wagen. --- Ende die lieden deden alsoo, ende namen twee soogende koejen, en spandense aan den wagen, en hare kalveren sloten sy in huis.
Sulke swanger of soogende schapen zyn een sinnebeeld van soodanige geloovige, die in jaren en in genade verder gevordert zyn als de lammeren; die als beswangert zyn door de hope der beloften Gods; die Christo door haar leer en exempel geestelyke kinderen teelen, die vaders en moeders in Israël zyn; dogh die ook hare swakheden, traagheden, gebreken en ongemakkelykheden zyn onderworpen. En wat souw het bedryf Christi zyn ontrent dese? Hy salse sagtkensGa naar margenoot+ leiden. De Lxx vertalen het, dan eens door leiden, dan door versterken, voeden, vertroosten, opnemen, ruste geven, enz. welke alles hier wel te stade komt. Want schapen, die swanger, of soogende zyn, konnen soo ras niet voort, sy moeten sagtkens gedreven worden. Soo ging het Iakob; als Esau wilde dat Hy met hem souwde trekken; gaf hy tot antwoord: Myn Heere weet dat dese kinderen teeder zyn, en dat ik soogende schapen en koejen by my hebbe; indien mense maar eenen dag afdryft, soo sal de geheele kudde sterven. Daarom sal ik my op myn gemak als leidsman voegen naar den gang van het werk. Gen. XXXIII. 13, 14. Soogende schapen hebben ook verkwikkeling en versterking van nooden om te konnen melk uitgeven. En dit souwde dese Herder doen ontrent de syne. Zie Psal. XXIII. 1, 2. Jes. XLIX. 10. Openb. VII. 16. Dit doet hy, wanneer hy haar leidet door syn geest, als hy haar niet meer oplegt als sy dragen konnen, als hy haar vertroost door syne genade, als hy haar versterkt naar den inwendigen mensche. |
Vraagtge nu naar de vervulling hier van, wanneer en hoe dit inGa naar margenoot+ Christus bewaarheid is, Hy sal syn kudde weiden, enz.
I. | Het is geweest in syne omwandeling op aarden. Toen heeft hy syne schapen besogt, hy heeftse gekogt door syn bloed, hy heeft getoond dat hy haar uitverkoren had en gekend uit de weereld. Wat een teedere liefde toonde hy niet voor de syne! Joh. XIII. 1. Hoe besorgt was hy over haren welstand? Hy had voor Petrus gebeden op dat syn geloove niet ophield. Wat voor arbeid heeft hy om |
harent wil geleden! De herder is op het kinnebakken geslagen en de schapen zyn verstrooit. Dogh hy heeftse weder vergadert. Hy heeftse geweidet door de stemme en staf van syn lieflyk Euangelium. Hy gaf haar spyse, die net vergaat, maar blyft in eeuwigheid. Hoe heeft hyse vergadert in syne armen? Jerusalem, Jerusalem, hoe menigmaal heb ik uwe kinderen willen by een vergaderen, gelyk een henne hare kiekskens onder de vleugelen vergadert! Luc. XIII. 34. Hoe toonde hy dat hy de lammertjes niet versmaadde, maar die vriendelyk troetelde en voor sig aannam. Zie dat in de Kananeesche vrouw. Matth. XV. Hoe sagten leidinge heeft hy gebruikt: Kom alle tot my, enz. | |
II. | Hy heeft het gedaan en doet het nog na syn hemelvaard. |
1. Door syn woord. | |
2. Door syn geest. | |
3. Door Leeraren te senden, die sig als trouwe en vriendelyke herders dragen. Waar van zie een staaltje in Paulus: 1 Thes. II. 7. Wy zyn vriendelyk geweest in het midden van u, gelyk een voedster hare kinderen koestert. En wederom, vers 11. Gy weet hoe wy een iegelyk van u als een vader syne kinderen vermaanden en vertroosteden.
Naderhand is die dwase herder opgestaan. Zach. XI. Dogh in de Reformatie is het eeuwig Euangelium weer gehoort. En we verwagten nog de tyd, dat de herders vreedsame en de dryvers regtveerdige wesen sullen, in het laaste der dagen. |
- margenoot+
- De samenhang.
- margenoot+
- vers 11.
- margenoot+
- Een kudde eigentlyk.
- margenoot+
- Oneigentlyk.
- margenoot+
- De Joodse kerk was eertyds Gods kudde.
- margenoot+
- De kudde van Christus onder het Nieuwe Testament.
- margenoot+
- Christus is een Herder.
- margenoot+
- I. Hy heeft syne schapen. Videnda insignis dissertatio Bocharti de gregium Pastoribus lib. 2. cap. 44. Hieros. unde multa alia ad hanc rem depromi possent.
- margenoot+
- II. Die hy kent en versegelt.
- margenoot+
- III. Hy besoektse.
- margenoot+
- IV. Heeftse lief.
- margenoot+
- V. Versorgtse.
- margenoot+
- VI. Heeft veel moeite om harent wille uitgestaan.
- margenoot+
- VII. Hy leydse.
- margenoot+
- VIII. Heeft een staf.
- margenoot+
- IX. Geeftse voedsel en drank.
- margenoot+
- X. Speelt wel een lied.
- margenoot+
- XI. Bewaart de schapen voor onheil.
- margenoot+
- XII. Brengt de dwalende te regt.
- margenoot+
- XIII. Valt de schapen niet hard.
- margenoot+
- De Lammeren.
- margenoot+
-
Christus beval niet alleen aan Petrus syne schapen, maar ook syne lammeren te hoeden.
d'Espagne gemeene dwalingen p.m. 35.
- margenoot+
- Sal hy in syne armen vergaderen.
- margenoot+
- Ende in sy schood dragen.
- margenoot+
- De soogende.
- margenoot+
- Sal hy sagtjes leiden. Videsis Bachart Hierog. lib. 2. cap. 44. pag. 449.
- margenoot+
- Vervulling van dese profetie.