Proef-stukken van heilige sinne-beelden. Deel 1
(1700)–Johannes d' Outrein– Auteursrechtvrij
[pagina 299]
| |
De Schapen van Christus.
| |
[pagina 300]
| |
gantsch anders weiden souwde, als de Ioodsche Herders plegen te doen. vers. 23, 24. Ende ik sal eenen eenigen Herder over hen verwekken, en hy sal haar weiden, namelyk mynen knegt David: die salse weiden, ende die sal hen tot eenen Herder zyn. Ende ik de Heere sal hen tot eenen God zyn; ende myn knegt David sal Vorst zyn in't midden van hen: ik de Heere heb het gesproken. Ga naar margenoot+De vermaarde Hugo de Groot past dese voorsegging toe op Zerobbabel, die een nakomeling van David en uit syn geslagte geweest is. Zynde het meermaals gebruikelyk, dat nakomelingen onder de naam van een hunner voorvaderen bestempeld worden. De Serubbabel, seg ik, die een Vorst geweest is onder de Ioden na den uitgang uit Babel, en te gelyk met Esras, Iosua, en Nehemias grootelyks tot herstelling van het Ioodsche volk en Gemeenebest geyvert heeft. Ga naar margenoot+Wy bekennen dat by Haggai en elders wel groote dingen van Serubbabel gesegd worden. Maar dat dese profetie op hem souwde passen, ontkennenwe wel duidelyk. Ga naar margenoot+I. Om dat wy nergens lesen, dat met den naam van David, Serubbabel of een ander syns gelyke bestempeld word; maar alleen, en seer dikwyls een ander persoon, die niet alleen uit het geslagte, maar ook het tegenbeeld van David is, dien wy straks sullen noemen. Ga naar margenoot+II. Hoe is Serubbabel een eenigen Herder by uitnementheid geweest? Want wy weten, dat'er te gelyk met en na Hem meer zyn geweest, die opsigt gehad hebben over 't Ioodsche volk. Immers, indien'er een ander te vinden is, die met meer regt een eenigen Herder kan genaamd worden; daar kan niemand wesen, of hy moet toestemmen, dat op soodanig een dese Godspraak met meer regt gepast word. Ga naar margenoot+III. Laat uwe oogen eens gaan op vers 25 - 31. daar worden sulke dingen voorsegt en belooft, die met het verwekken van desen Herder souwden vergeselschapt gaan en daar op volgen. Welke dingen waarlyk niet gebeurt zyn ten tyde van Serubbabel en kort daar na; maar eerst onder de dagen des Nieuwen Testaments. Om nu andere redenen voorby te gaan. Ga naar margenoot+Invoegen wy door desen David, die een Herder souwde zyn, niemand anders verstaan, als den MESSIAS. Die meermaals onder de naam van David voorkomt. Jer. XXX. 9. Ezech. XXXVII. 24, 25. Hos. III. 5. Gelyk ook Christus Iesus, als met de vinger op dese Godspraak wysende, van sig selven segt: Ik ben die Goede Herder. Joh. X. Ga naar margenoot+Welke waarheid dan vastgesteld zynde, vervalt van selfs de verklaring I. Van den Iode Abarbanel, die daar in wel gelyk heeft, dat het gene vers 25 - 31. geprofeteerd word, syn vervulling niet bekomen heeft in het volk der Ioden onder den tweeden Tempel. Maar daar in dwaalt, dat hy de vervullinge nergens anders meent te moeten soeken, als in het Ioodse volk en desselfs herstelling na dese verstroojing en gevankenis, waar inse nu zyn. De grond van syne dwaling is, om dat Hy | |
[pagina 301]
| |
Iesus den Nazarener niet wil kennen voor den Messias. Daar heeft, segt Hy, sedert de Babylonische gevankenis geen Koning in het huis Davids geregeert. Maar dit ontkennenwe wel duidelyk. Iesus Christus is uit den zade van David, en die heeft geregeert en regeert nog als Koning. Maar daar in is der Ioden misslag, dat sy den Messias een vleeschelyk koningryk, dat van dese wereld is, willen toeschryven; daar Hy nogtans in den Hemel syn Throon hebben, en een geestelyk koningryk oprigten souwde. II. Van Hugo Grotius, Die, gelyk Hy vers 23, Door dien eenigeGa naar margenoot+ Herder en knegt Gods David. Serubbabel verstaat, soo ook het vervolg van de gantsche profetie brengt tot den staat van het Ioodse volk na den uitgang uit Babel. Dogh dewylwe het eerste strax genoegsaam wederlegd hebben, soo moet ook het laaste noodsakelyk vallen. Doe hier by A dat vers 13 - reeds was gesproken van de verlossingGa naar margenoot+ uit Babel en de wederbrenging in haar land. Dewyl nu de Profeet van daar voortgaat tot op de tyden des Messiae vers 23, 24. soo vereist de order, dat hy vervolgens niet wederom spreke van saken, die de komste des Messiae voorgegaan, maar die deselve gevolgd zyn. B. Het gene ook vers 25 - 31 voorkomt, is van die nadruk, dat deGa naar margenoot+ vervulling daar van te vergeefs gesogt word voor Christi komste, maar noodsakelyk moet gesogt worden onder de dagen des Nieuwen Testaments. Neem eens a. vers 25. Word gewaagt van het verbond of testaments des vredes,Ga naar margenoot+ dat is, het Nieuwe Testament en verbond, waar van de vrede een eigen goed is. Luc. II. 14. Eere Gode in de hoogsten hemelen, ende vrede op aarden, in de menschen een welbehagen. Rom. XIV. 17. Het koningryke Gods is niet spyse en drank, maar regtveerdigheid, vrede en blydschap door den Heiligen Geest. b. vers 26. Worden vermeld plasregens van zegeningen. Dese zyn deGa naar margenoot+ uitnemende goederen des Nieuwen Testaments. Zie Gen. XII. 3. Ik sal zegenen die u zegenen, ende vervloeken die u vloekt: ende in u sullen alle geslagten des aardryks gesegend worden. Psal. LXXII. 6, 7. Hy sal nederdalen als een regen op het nagras; als de droppelen die de aarde bevogtigen. In syne dagen sal de regtveerdige bloejen, ende de veelheid van vreede; tot dat de mane niet meer en zy. Ephes. I. 3. Gesegent zy de God ende Vader onses Heeren Jesus Christus, die ons gesegent heeft met alle geestelyke zegeningen in den hemel in Christus. c. vers 27. Word gesproken van het verbreken van de disselboomenGa naar margenoot+ des joks en van de bevrydinge des volks Gods van onder de hand der gener die haar deden dienen. Dit siet klaarlyk op het verbreken van het jok der dienstbaarheid, en het afwerpen van alle menschelyke heerschappye van de schouwderen der kerke. Om nu andere bewysen voorby te gaan. Vastgesteld zynde, dat de beloften vers 25 - 31. moeten gebragt wordenGa naar margenoot+ tot de dagen des Nieuwen Testaments, staat verder te onder- | |
[pagina 302]
| |
soeken I. Op wat voor een volk, II. Op wat tyd of tyden deselve zien. Ga naar margenoot+Nopens het eerste, de persoonen, aan welke dese beloften gedaan worden, zyn de Schapen des Heeren, vers 22, en die worden genaamd het huis Israëls, vers 30. Hier door moetenwe verstaan de uitverkorene en geloovige uit de Ioden, in tegenstelling van de bokken of die derteleGa naar margenoot+ schapen, die met de trouwloose Herder geoordeeld zyn. Dogh onder de naam van het huis Israëls worden menigmaal niet alleen verstaan dat volk, dat aan de voorhuid besneden, en in Palestina geboren, of van het zaad Abrahams naar den vleesche is; maar ook, dat het selfde geloove met Abraham heeft; gelyk ook selfs de Heidenen onder het Nieuwe Testament vereenigd zynde met de geloovige Ioden, en in dien olyfboom ingelyft, kinderen Abrahams en het Israël Gods genaamd worden. Gal. III. 29. Psal. XXIV. 6. Wy oordeelen dan onbetwistelyk te zyn, dat dese beloften betreffen de kerk des Nieuwen Testaments, in welke de uitverkorene Ioden de voortogt gehad hebben, en die eigentlyk de stam en moederkerk zyn, waar in de Heidenen ingeënt ende ingelyfd zyn. Ga naar margenoot+Nopens het tweede, te weten, den tyd of tyden, in welke dese beloften haar waarheid en vervullinge souwden vinden, daar ontrent souwden driederleye gedagten konnen vallen. I. Of, dat'er in het gemeen beschreven worden de weldaden, die God aan de kerk des Nieuwen Testaments souwde schenken, bysonder in de eerste, en soo ook in volgende tyden. II. Of, dat'er verscheide wisselvalligheden van tyden beoogd worden, en geprofeteerd, hoe de Heere syne kudde van tyd tot tyd leiden, bewaren en zegenen souwde. III. Of, dat alles moest gewagt worden tot den staat der kerke in de laaste dagen, wanneer de Ioden sullen bekeerd worden. Ga naar margenoot+Voor dit laaste schynt veel kragts te hebben, dat'er word gesegd: Ik sal het boos gedierte doen ophouwden, sy sullen den Heidenen niet meer ten roove zyn, ende het wild gedierte salse niet meer vreten, maar sy sullen seker wonen, en daar sal niemand zyn diese verschrikke, enz. Welke dingen alleen schynen te passen op den toestand der kerke in de laaste dagen. Ga naar margenoot+Edogh, dat wy dit gevoelen niet aannemen, is om dese redenen. Ga naar margenoot+I. Om dat vers 23, 24 van Christus komste, enz. gesproken was, en vers 25 terstond vermeld word, wat het gevolg daar van souwde zyn, sonder eenige de minste aanleiding, om soo grooten sprong te doen. Ga naar margenoot+II. Om dat wel meer diergelyke spreekwysen worden gebruikt van de kerk des Nieuwen Testaments, schoon'er niet word gesproken van deGa naar margenoot+ laaste dagen, welke beloften dan niet volstrektelyk, maar in vergelyking met voorgaande tyden en rampen moeten opgevat worden. Vergelyk Jes. II. 4. XI. 6 - 9. | |
[pagina 303]
| |
Het tweede gevoelen is dat van de Heer Koccejus: die de gantscheGa naar margenoot+ tydorder des Nieuwen Testaments hier meent te vinden. Want nademaal het schynt dat de profetie eindigt in den staat der kerke in de laaste dagen vers 28 - 31. en vers 23, 24. van de komste van Christus gesproken was, soo is het seer waarschynelyk, dat in de versen tusschen beiden, de order der saken, die van de eene termyn tot de andere zyn voorgevallen, gehouwden word. Hy onderscheid dan I. Een tyd, in welke Christus, in de weereld gesonden zynde, na synGa naar margenoot+ opstanding en hemelvaard gesteld is tot een Christus ende Heere, en in welke den Heiligen Geest zynde uitgestort over de Apostolen, het Euangelium des vredes, en daar door het Testament en verbond des vredes gepredikt is aan, en gemaakt met Ioden en Heidenen. vers. 23-25. II. Een tyd, in welke het boos gedierte het volk Gods kwelt, vers 25.Ga naar margenoot+ en dit is den tyd der Ioodse en Roomsche vervolgingen. Merk wel. het moet niemand vreemd dunken, dat hier van slegts van ter zyden en indirect gesproken word. Want het oogmerk deser profetie is maar enkel, te melden, niet de tegenspoeden, maar de weldaden en verlossingen, die de Heere van tyt tot tyd souwde te wege brengen. III. Een tyd, in welk de schapen Gods seker wonen in de woestyneGa naar margenoot+ en in de wouwden, vers 25. zynde die tyd, in welk de kerk in het midden van de woestyne des Heidendoms een geruste verblyfplaats heeft ontfangen, sedert de tyd van Konstantius Chlorus en syn soon. Een tyd van veel voorspoed en zegening voor de kerk. vers 26, 27. Ik sal deselve, en de plaatsen rondom mynen heuvel, stellen tot eenen segen: ende ik sal den plasregen doen nederdalen in synen tyd: plasregens van segen sullen'er zyn. Ende het geboomte des velds sal syne vrugt geven, ende het land sal syn inkomste geven; ende sy sullen seker zyn in haar land: ende sullen weten dat ik de Heere ben, als ik de disselboomen hares joks sal hebben verbroken, ende haar gerukt uit de hand der gener die zig van haar deden dienen. IV. Een tyd, in welke een swaar jok van dienstbaarheid gelegd wordGa naar margenoot+ op de kerk, door den Antichrist: maar ook V. Een tyd, in welke de disselboomen van dat jok verbroken, enGa naar margenoot+ de kerk gerukt souwde worden uit de handen der gener die haar hadden doen dienen. vers. 27. Dit is den tyd der Reformatie. VI. Een tyd, in welk God toelaat dat syne schapen wederom tenGa naar margenoot+ roove en gevreten worden van de beesten der aarde. vers. 28. Ende sy sullen den Heidenen ten roove zyn, ende het wild gedierte der aardeGa naar margenoot+ salse vreten. Siende op verdrukkingen en oorlogen tegen de Gereformeerde kerk. VII. Een tyd, wanneer die oorlogen en verdrukkingen ophouwden enGa naar margenoot+ vrede aan de kerk gegeven word. vers 28-30. Ende sy sullen den Heidenen niet meer ten roove zyn, ende het wilt gedierte der aarde salse niet meer vreten: maar sy sullen seker woonen, ende daar sal niemand | |
[pagina 304]
| |
zyn diese verschrikke. Ende ik sal haar een plante van name verwekken, ende sy sullen niet meer weggeraapt worden door honger in den lande, ende den smaat der Heidenen niet meer dragen. Maar sy sullen weten, dat ik de Heere hare God, met haar ben: ende dat sy myn volk zyn, het huis Israëls, spreekt de Heere Heere. Het is seker dat dit gevoelen bevryd is van verscheide ongemakken, die de andere opvattingen hebben; maar het heeft ook syn swarigheid om aan een tegenspreker te betoogen, dat in so korte woorden dese overgangen van de eene tyd tot de andere te vinden zyn. Ga naar margenoot+Indien dan iemand sig met dese opneming niet vereenigen kan, die moest sig aan de derde houwden; namelyk, dat maar in het gemeen in alle dese woorden worden belooft de weldaden, en soo geestelyke als licchamelyke zegeningen, die de Heere schenken souwde aan syn volk onder het Nieuwe Testament: soodanig, dat de kerk aan deselve wel is deelagtig geworden in de eerste en volgende tyden des Nieuwen Testaments; dogh dat de kragt van dese beloften niet sal voldaan worden, voor dat de kerk sig in soodanigen staat bevind, als sy sal wesen in het laaste der dagen. Immers, wy vinden hier I. Heerlyke beloften, die gedaan worden aan de kerk des Nieuwen Testaments, onder het sinnebeeld van de Schapen des Heeren. vers. 25-30. Want dat is de aardigheid van alle de uitdrukkingen, dat de Heilige Geest blyft in de gelykenis van Schapen, by welke het volk des Heeren in dit capittel vergeleken was. II. Een onderrigtende, vermanende en vertroostende Aansprak aan de schapen van God ende Christus, vers 31. Gy nu, ô myne schapen, schapen myner weyde, gy zyt menschen: maar ik ben uw God, spreekt de Heere Heere. |
|