Proef-stukken van heilige sinne-beelden. Deel 1
(1700)–Johannes d' Outrein– Auteursrechtvrij
[pagina 130]
| |
III. Afdeeling.
| |
[pagina 131]
| |
kan, als die beide naturen vereenigd zyn geworden. Dus seide den Engel: De Heilige Geest sal over u komen, ende de kragt des Allerhoogsten sal u overschaduwen. Daarom ook dat Heilige, dat uit u geboren sal worden, sal Gods Soon genoemd worden. Luc. I. 35. III. Het is God de Vader, die dese spruite geplant, nat gemaakt, en den wasdom heeft gegeven. IV. Hy heeft deselve doen zyn tot cieraad en heerlykheid, Jes. IV. 2. terwyl hy op hem heeft doen rusten den Geest der wysheid ende des verstands, den geest des raads ende der sterkte, den geest der kennisse ende der vreese des Heere. Jes. IX. 2. Wat gaf hier door desen Appelboom niet al liefelyke bloeiselen in de lente van syn jeugd, terwyl Iesus toenam in wysheid ende in grootte, ende in genade by God en by de menschen. Wanneer Hy onder de Leeraaren in den tempel soodanig sig gedroeg, dat alle die hem hoorden, so ontsetteden over syn verstand te antwoorden. Luc. II. 47, 52. V. en hoe heeft hy sig naderhand, sederd dat de Vader hem door den Heiligen Geest gesalfd en ingehuldigd heeft in syn Profetisch-ampt, vertoond als een Appelboom, bekroond met cierlyk loof en aangename vrugten, terwyl hy in aansien en ontsag was by de menigte, en syne heilsame lessen, leer- en vermaan-redenen, mitsgaders syne prysweerdige en heilige werken en daden soo overvloedig uitleverde. VI. Maar wederom heeft de Vader, als synen Landman, hem doen groejen, na dat hy is afgehouwen uit den landen der levendigen, en als een graantje geworpen in de aarde, heeft hy hem doen uitspruiten in syn opstanding, en verdere verheerlyking, en doen voortbrengen syne vrugten, waar van wy daar na sullen spreken. Zie soo is Christus een boom, door Gods culture en toedoen gesaaid, geplant, opgeschoten en tot een cierlyken en vrugtbaren Appelboom geworden. Vergelyk nu hier eens by de Oversten der Ioden. Sy waren plantenGa naar margenoot+ die de hemelsche Vader niet geplant heeft. Matth. XV. 13. Sy waren uit den Vader den duivel. Joh. VIII. 44. Slangen en adderen-gebroedsels. Matth. III. 7. Menschen, daar niet anders dan een natuurlyk beginsel in was, den Geest niet hebbende. Sy mogten de naam dragen van geplant te wesen in de voorhoven des Heeren; maar dien roem was ydel. Het Iodendom was een woestyne geworden, en sy slegts wilde boomen, in die woestyne groejende; niet beter dan de Heidenen, ja in veele opsigten slimmer. Haaren wynstok was uit de wynstok van Sodom, ende uit de velden van Gomorrha. Deut. XXXII. 32. Gelyk se daarom worden aangesproken: Gy Vorsten van Sodom, en gy volk van Gomorrha. Jes. I. b. Een Appelboom is een boom, die niet seer trots in de hoogte opgroeit,Ga naar margenoot+ maar laag van stam, en die meer in uitbreiding als in hoogte is. Maar de boomen des wouwds steken haar kruin in de hoogte en staan steil verheven. 't Is waar, dat Christus en syn koningryk ook wel by een hoog-verheven Ceder word vergeleken. Ezech. XVII. Dogh hier komt hy nu in een ander opsigt voor. Immers is het Ie- | |
[pagina 132]
| |
sus, die in sig wel vertoond heeft de heerlykheid, als des eenig geboornen van den Vader, vol van genade en waarheid: maar evenwel gepaartGa naar margenoot+ met nederigheid. Leer van my, dat ik sagtmoedig ben en nedrig van herten. Matth. XI. 29. Een worm en geen man. Psal. XXII. 6. Sonder gedaante en heerlykheid. Jes. LIII. 2. En het is waar, sedert syn opstanding is hy wel verhoogd, verheven en seer hooge geworden, en syn koningryk geworden tot een hoogen Ceder, waar uit het gebleken heeft, dat Jehova den nedrigen boom, Christus, verhoogd, en den hoogen boom, De Ioodse Overheden, vernedert heeft. Ezech. XVII. 24. Maar evenwel heeft sig syn koningryk altyd in nedrigheid vertoond, en sig meer uitgeset in menige en wyduitgestrektheid, als wel in hoogte en luister naar de weereld. Gy siet uwe roepinge, broeders, dat gy niet vele wyse en zyt naar den vleesche, niet vele magtige, niet vele edele. Maar het dwase der weereld heeft God uitverkooren, op dat hy de wyse beschamen souwde: ende het swakke der weereld heeft God uitverkoren, op dat hy het sterke souwde beschamen. Ende het onedele der weereld, ende het veragte, heeft God uitverkoren, ende het gene niet en is, op dat hy het gene iet is te niete souwde maken. Op dat geen vleesch souwde roemen voor hem. I. Cor. I. 26, 29. Daarom worden Christi onderdanen genoemd de elendige des volks, en de kinderen des nooddruftigen. Psal. LXXII. 4. Ga naar margenoot+Maar wat aangaat de Joden en hare Oversten, wat waren die trots en hoogmoedig! wat stakense hare kruin en neuse in de hoogte! Haar omringde de hoovaardy als een keten: sy setteden haren mond tegen den hemel, ende hare tonge wandelde op der aarden. Psal. LXXIII. Het was onder haar: Zie wy agten de hoogmoedige geluksalig, en die godloosheid doen, worden gebouwd. Mal. III. 15. Zie Jes. XVI. 6. Hoewel dese hoogmoed niet lang na de komste Christi heeft staande gehouwden konnen worden. Want sedert is de dag des Heeren gekomen tegen alle hoogmoedige en allen hoogen boom, om die neder te werpen. Zie Mal. IV. 1. Jes. II. 11 - 17. Matth. III. 10 Zach. XI. 1 - 3. |
|