Proef-stukken van heilige sinne-beelden. Deel 1
(1700)–Johannes d' Outrein– Auteursrechtvrij
[pagina 87]
| |
De geestelyke Duiven en Tortelduiven.
| |
[pagina 88]
| |
Ga naar margenoot+Wy hooren van een Tortelduive תורך. De Lxx als mede de Syrische en gemeen Latynse oversettingen vertalen het, de ziele die u belyd, lesende חורך voor תורך De Arabische heeft: de ziele die u kent, als of'et gelesen was תרעך. De Targumist: de zielen der gener die uwe wet leeren, hebbende syn oog op het woord Torah, dat wet beteikent, en niet veel verscheelt van het woorde Toor, een Tortelduive. Ga naar margenoot+Wy twyfelen niet of wy moeten ons hier houwden aan den Hebreeuwsen-text soo alsse tegenwoordig is. I. Om dat de saak selfs toont dat allereigenlykst hier het woord Tortelduive te pas komt, om dat'er word gesproken van die over te geven aan het wild gedierte. Ga naar margenoot+II. Om dat Jonathan, de ouwde Chaldeeuwse Oversetter, het dus ook opgevat heeft. Ga naar margenoot+Door dese Tortelduive verstaan wy de kerke Jesu Christi, die seer dikwyls van Hem selfs by een Duive en Tortelduive word vergeleken. Want hy noemtse, Myne duive, myne volmaakte, myne schoone, enz. Ga naar margenoot+Het is bekend, dat gemeene duiven en tortelduiven byna van de selve aardt en eigenschappen zyn, en daarom dat de kerke dan eens by een duive, dat by een tortelduive word vergeleken. Soo dat wy nu tot overbrenging van de gelykenis, soo wel onse gedagten sullen laten gaan op de eigenschappen der duiven, als der tortelduiven. En schoon eenige weinige vergelykingen genoeg waren, om het oogmerk van den Psalmist te voldoen, sullenwe egter alle de over-een-komsten, soo veele ons voorkomen, by brengen; voornamelyk dewyle daar door in het voorby gaan aan meer Schriftuur-plaatsen sal ligt gegeven worden. Ga naar margenoot+I. De eerste reden van vergelyking stellenwe daar in, dat de duiven en tortelduiven rein waren onder het Ouwde Testament, en mogten tot spyse verstrekken voor God en de menschen. Voor God, om op den altaar te mogen gebragt; voor de menschen, om van hen gegeten te worden. De duiven zyn ook suiver, en scheppen vermaak in suiverheid: Dus segt Ovidius:
Adspicis ut veniant ad candida tecta columbae:
Accipiat nullas sordida turris aves.
Gy ziet, hoe duiven naar de reine daken vliegen,
Maar al wat onrein is van haar niet word bewoond.
Soo is de kerk Christi rein en suiver. Sy bestaat uit reine van herten en van handen. Psal. XXIV. 3, 4. 't Zyn de geloovige, die door de reine dieren verbeeld wierden onder het Ouwde Testament, die Gode tot een rein spys-offer dienen, en waar mede men gemeenschap oefenen kan sonder sig te besmetten. Sy zyn gereinigd door het bloed en den Geest Christi. En daarom, Gy zyt schoone, myne vriendinne, gy zyt schoone, en daar is geen gebrek aan u. Sy scheppen ook ver- | |
[pagina 89]
| |
maak in alles, wat suiver en rein is, en wagten sig van de besmettingen des vleesches en des geestes, volbrengende hare heiligmaking in Gods vreese. 2. Cor. VII. 1. En men mag denken dat hier de kerke Christi een reine tortelduive genaamd word, in tegenstelling van het onrein en hatelyk gevogelte, dat'er gevonden word en vliegt in het geestelyke Babel. II. Daar is in de duiven en tortelduiven een lieflyke gestalte, enGa naar margenoot+ schoone koleur van vederen, insonderheid kan den hals van de duiven schoone verwen vertoonen, als sy bestraalt word van de zon. Maar, soo is de kerke Iesu seer lieflyk. Sy vertoont veel heerlyke deugden, die door elkanderen geschakeerd zynde, het ook van Iesus selfs wegrukken; en waar door sy sig wonderlyk schoon vertoont, selfs in het oog van de weereld. Dogh dit heeft allermeest plaatse, wanneer sy kragtig bestraald worden van de zonne der geregtigheid. Of wanneer sy gesteken worden van de hitte der vervolgingen, dewyl sig dan de beproevinge hares geloofs kostelyker en heerlyker vertoont als des silvers ofte des gouwds. Waar op niet duisterlyk gespeeld word in die doorlugtige plaats Psal. LXVIII 14. Al laagt gy tusschen twee rygen van steenen, verdrukt zynde van beide zyden, soo sult gy dogh worden als vleugelen eener duive, overdekt met silver, dat is, met een witte koleur, soo blank als silver, en die geschakeerd met vederen van koleur, als uitgegraven geluwen gouwde. III. De oogen der duiven en tortelduiven zyn by uitnementheid suiver,Ga naar margenoot+ schoon, lieflyk en eenvouwdig. Maar, soo is het ook met de bruid Christi. Het geloof en liefde, waar door sy op Iesus siet, maakt haar seer lieflyk. Soo dat hy moet seggen: Gy hebt my myn herte genomen, myne suster, ô bruid, met een van uwe oogen, met een keten van uwen hals. Hoogl. V. En wederom, wende uwe oogen van my af, want sy doen my geweld aan. Daarom worden de oogen van de bruid duiven-oogen genaamd. Zie gy zyt schoone, myn vriendinne, uwe oogen zyn duiven-oogen. Hoogl. I. 15. IV. 1. Geen wonder, want sy is het beeld Christi deelagtig, wiens oogen ook by duiven-oogen vergeleken worden Cap. V. 12. IV. De duiven vliegen in de lugt, en zyn seer snel in het vliegen.Ga naar margenoot+ Dit dede David eens seggen: Og dat my iemand vleugelen als eener duive gave! ik souwde henen vliegen, waar ik blyven mogte. Ps. LV. 7. En waar de duiven eenig voedsel vinden, daar vliegense snellyk henen om dat te nuttigen. Maar is het soo niet met de geloovige? die heffen sig op van de aarde, sy vliegen hemelwaarts door hare gebeden en meditatien. Sy vliegen henen met graagheid naar sulke plaatsen, daarse spyse voor hare ziele konnen wegdragen. Insonderheid vestigense sig op Christus, als op de spyse hare ziele, om in de kennisse van hem, het geloove in hem, en in de liefde tot hem haar leven, voedsel en verkwikkinge te soeken. Want waar het doode aas is, daar worden de Arenden vergaderd. Matth. XXIV. | |
[pagina 90]
| |
Ga naar margenoot+V. De verblyf-plaatsen der tamme duiven en tortelduiven zyn de duive-hokken, daar sy geteeld, gekweekt en aangefokt worden. Daar zynse gewend, daar makense hare nesten, daar leggense hare jongskens neder, en zyn seer vrugtbaar; sy vervreemden niet van hare hokken, maar lokken'er veeltyds andere tot haar in. Zoo is de verblyfplaatse der geloovige, die tam en sagtmoedig gemaakt zyn door het jok van Iesus, syne kerk; daar houwdense sig aan, daar willense niet van vervreemden: wat wonder? want sy zyn wedergebooren in den schood der kerke; en soo worden sy ook wederom Christo vrugtbaar in het voortbrengen van vrugten der geregtigheid en in het baren van geestelyke kinderen. Ook vliegense uit in de weereld en verkeeren onder de godloose; niet om haar selfs van Christi kerk te laten aftrekken, maar om ander te lokken tot het duiven-huis van de kerke Gods. En dat menigmaal met soodanigen succes, datse heele troepen met sig toebrengen. Immers soo sal het wesen in de laaste dagen, dat men met verbaastheid vragen sal: Wie zyn dese, die daar komen gevlogen als een wolke ende als duiven tot hare vensters? Jes. LX. 8. Ga naar margenoot+VI. De duiven en tortelduiven zyn seer eenvouwdig, sonder natuurlyke listigheid en bedrog, gelyk men wel in andere dieren merkt. Hier in zynse wel een sinnebeeld van een onwetenheid en bottigheid, die te misprysen is; gelyk Efraim beschuldigt word een botte duive te zyn sonder herte. Hos. VII 11. Maar in de geloovige is het een sinnebeeld van een prysweerdige eenvouwdigheid en onnoselheid; bysonder wanneer die vergeselschapt is met een geoorlofde voorsigtigheid en listigheid. Welke beide dingen Christus wilde dat in syne Discipulen souwden te samen gaan: Wees voorsigtig als de slangen, en onnoosel of eenvouwdig als de duiven. Matth. X. 16. Ga naar margenoot+VII. Sy zyn ook seer sagtmoedig, sy verdragen het ongelyk, en schreeuwen niet luidrustig, nog stellen sig te weer. Soo zyn de geloovige de sagtmoedige des lands. Psal. LXXII. Sy hebben het van Iesus geleerd, dat hy sagtmoedig is, en nedrig van herten. Sy zyn als weerlose schapen, die gescholden zynde, niet weder schelden, maar het overgeven aan den genen die regtveerdig oordeelt. Worden sy verongelykt, sy roepen niet luidrustig tegen, maar senden hare sugtingen in stilheid tot God in den hemel. Ga naar margenoot+VIII. De duiven hebben sterke liefde wedersyds tot die, met welke sy gepaard zyn. Ook is hare liefde kuisch en suiver, sy paren niet meer als met eene te gelyk. Ia sommige willen, dat'er duiven zyn, die, als haar Ega gestorven is, noit met eenige andere paren. WaaromGa naar margenoot+ de Egyptenaren, willende een weduw verbeelden, die na haar mans dood niet weder trouwde, een swarte duif schilderen, om dat die noit met een ander paart, na datse haar weder-paar verloren heeft. Wy laten dese dingen aan de geloofweerdigheid der gener diese ter nederstellen. Maar, immers het is soo gelegen met de kerke Gods. Sy, als de bruid van Iesus, heeft een kragtige liefde tot hem, die sterk is als | |
[pagina 91]
| |
de dood; hard gelyk het graf, vuurvlammen des Heeren, enz. en haar liefde is te gelyk suiver en kuisch, sy bemint niemand als Iesus, en Iesus ook niemand als haar. Daarom segt hy: Een eenige is myn duive, myn schoone, myn volmaakte; de eenigste hares moeders, sy is de suivere der gener die haar gebaard heeft. Hoog. VI. 9. Myn liefste is myne, segtse, en ik ben syne. Daarom seide Paulus tot de gemeinte van Corinthus: Ik heb u bereid om u als een reine maagd eenen manne voor te stellen, namelyk Christo. 2. Cor. XI. 2. En gelyk Christus, die haar man en bruidegom is, niet sterft, nog haar begeeft en verlaat, soo wil sy in eeuwigheid geenes anderen mans worden, als Christi. IX. Maar wanneer het gebeurt dat een tortelduif van haar Ega vervreemdGa naar margenoot+ of deselve verliest door de dood, dan isse treurig en droevig, sy soekt woeste en eensame plaatsen, en maakt daar een naar geluid met kirren en met sugten. Daarom word de treurigheid over de sonden geleken by de treurigheid eener duive. Sy sullen al bevende komen als een vogelken uit den lande van Egypten, als een duive uit den lande van Assur. Hos. XI. 11. En Ezech. VII. 16. Sy sullen zyn als duiven der dalen, kermende een ieder om syn ongeregtigheid. Doe hier by het gene wy lesen by den Profeet Nahum: Huzab sal gevankelyk gevoerd worden, men sal haar heeten voortgaan, ende hare maagden sullense geleiden, als met een stemme der duiven, trommelende op hare herten. Nah. II. 7. En waarlyk soo gaat het; wanneer de kerke Gods vervolgt word, soo soektse sig eensame plaatsen, om daar in stilligheid haare sugtingen uit te storten. Soo dede David op de kerk Ps. LV. 7, 8. Og dat my iemand vleugelen gave als eener duive: ik souw henen vliegen waar ik blyven mogte. Zie ik souwde verre weg swerven; ik souwde vernagten in de woestyne, Sela! En Psal. LVI. heeft het opschrift van Jonath elem rechokim, dat is, een duive van het afgelegen geboomte of wouwd. Waar door, volgens sommiger gedagten, nietGa naar margenoot+ anders te kennen gegeven word, als dat de Psalm gedigt was op sulken staat van David of de kerk, datse als een duive waren kweelende in een eensame woestyne en in een wouwd. Insonderheid wanneer de kerk berooft is van het soet geselschap hares bruidegoms, en sy in een verlatene staat, ja als in een weduwschap is, dan isse een tortelduive gelyk, die eensame plaatsen soekt, en nare sugtingen laat hooren. Soo dede Hiskias, wanneer hy benauwd was over het vonnis des doods, dat over hem was uitgesproken. Hy piepte gelyk een krane of swaluwe, en hy kirde gelyk een duive. Jes. XXXVIII. 14. En de kerk van dese tyden in hare duisternissen segt: Wy brommen alle gelyk de beeren, wy kirren doorgaans gelyk de duiven. Jes. LIX. 11. X. De tortelduiven zyn vogelen, die haren gesetten tyd hebben,Ga naar margenoot+ want in de winter waren sy niet in het land Kanaan, gelyk ook de swaluwen, of immers lieten sig niet hooren; maar in de lente dedense sig wederom op. Daarom lesen wy Hoogl. II. 11, 12. Zie de win- | |
[pagina 92]
| |
ter is voorby gegaan, - de stemme der tortelduive word gehoord in onsen lande. God klaagde eens over het ongeloovig Israël: Selfs een oyevaar aan den hemel weet syne gesette tyden, ende een tortelduive ende kraan en swaluwe nemen den tyd van haar aankomste waar: maar myn volk en weet het regt des Heeren niet. Jer. VIII. 7. Maar heel anders is het met de geloovige, die nemen den dag harer besoekinge waar; die hebben haar gesette tyden, waar in se sig vertoonen en hooren laten, in welke sy besig zyn in gebeden, dankseggingen en heilige pligten; sy letten op de teikenen der tyden; sy soeken den Heeren terwyl hy te vinden is, en roepen hem aan terwyl hy naby is. Sy kennen de gelegenheid des tyds, en weeten sig daar mede over-een-komstig te dragen. Ga naar margenoot+XI. Een duif en tortelduive is het voorwerp van veel lagen en vervolgingen. Want havikken en gieren en andere roofvogels loeren gestadig op deselve. Soo is de kerke Gods het voorwerp van de vervolgingen en versmadingen der godloose; want om uwent wille worden wy den gantschen dag gedood, en worden geacht als schapen der slagtinge. Rom. VIII. 36. Ga naar margenoot+XII. Wanneerse vervolgt worden, zynse wel gewoon sig te verbergen in hoeken en holen van steenrotsen of bergen en valleyen, uit schrik voor de roofvogelen. Soo lesenwe van een duive der dalen. Ezech. VII. 16. En van Moab word gesegd: Verlatet de steden, ende wonet in de steenrotse, gy inwoonders van Moab: en wordet gelyk een duive, die in de doorgangen van de mond eenes hols nestelt. Jer. XLVIII. 28. Soo gaat het met de geloovige: want als de godloose opkomt, dan verbergt sig den mensche, en dan soeken sy te ontgaan de bitse klauwen van de vervolgers. Jes. XXVI. 20. Gaa henen myn volk, gaa in uwe binnenste kamers, en sluit uwe deuren na u toe: verberg u als eenen kleinen oogenblik, tot dat de gramschap over ga. In soodanigen staat was de bruid, wanneer sy dus word aangesproken van de bruidegom: Myne duive, zynde in de klove der steenrotsen, in het verborgene eener steile plaatse, toon my uwe gedaante. Hoog. II. 14. Zie daar dan de kerk vergeleken by een duive en tortelduive. Ga naar margenoot+En bysonder mag de ware kerk, sugtende onder de tyrannie van den Mensche der sonde, by een tortelduive vergeleken worden. Om datse sig nog onbesmet bewaarde van de onreinigheid van het hatelyk gedierte in het Pausdom. (Dese zyn de 144000 staande met het Lam op den berg Sion, ende hebbende den naam synes Vaders geschreven aan haar voorhoofden: Dese zyn het die met vrouwen niet bevlekt zyn, want sy zyn maagden. Ende in haren mond is geen bedrog gevonden; want sy zyn onberispelyk voor den throon Gods. Openb. XIV. 1 - 5.) En om datse onder de benauwheden sugten en kirren moest, als een tortelduif in de woestyne, die van de roofvogels beloert en vervolgd word; om datse Jesus nog aankleefde, sonder naar andere Goden of mannen te willen omsien, en het Lam volgde waar het henen gaat. | |
[pagina 93]
| |
Om dat sy was als in de klove der steenrotsen en in het verborgene eener steile plaatse, en haare taal niet anders was als sugten en kermen, enz. Soo dat, indien ooit, de kerk onder den Antichrist, en onder tyrannie van Gog en Magog, wel mag vergeleken worden by een tortelduive. Maar wy moeten ook sien, wat hier ten goede van dese tortelduiveGa naar margenoot+ des Heeren word gebeden: Geef de ziele van uwe tortelduive niet over aan het wild gedierte. Of gelyk sommige het vertalen: Geef het leven van de ziele uwer tortelduive niet over. Maar de eerste vertaling is gevoegelykst; want het komt seer wel te pas, dat'er gesegd worde: aan het wild gedierte; nademaal'er niets eigentlyker is, dan dat tortelduiven aan wilde gedierten worden ten prooje gegeven. Door dit wilt gedierte worden verstaan of de wilde beesten der aarde,Ga naar margenoot+ of de roofvogelen, gelyk havikken en gieren, enz. en in de geestelyke beteikenisse, sulke wreede en woeste menschen die het wild gedierte t'eenemaal gelyk zyn. Zoo worden de woeste volkeren aangesproken. Jes. LVI. 9. al gy gedierte des velds komt om te eten, ja al gy gedierte des wouwds. En die God gebruiken sal tot uitroejing van den Antichrist, word toegeroepen van den Engel, staande in de zonne: Kom herwaarts alle gy vogelen, die in het midden des hemels vliegen, vergader u tot het avondmaal des grooten Gods, op dat gy etet het vlees der sterke, en het vlees der peerden en der gener die daar op sitten; ende het vlees van alle vrye ende dienstknegten, kleine en groote. Openb. XIX. 17, 18, 21. Maar wat voor menschen sullen wy hier door dit wild gedierte verstaan?Ga naar margenoot+ Daar is niet gereeder (dewyl wy desen Psalm aanmerken als een gebed der kerke tegen den Antichrist) dan te denken aan het Beest, waar van gesproken word in de Openbaringe, dat sig dronken maakt met het bloed der heiligen: en aan die draken, struissen en alle hatelyke gevogelte, waar aan het geestelyke Babel is overgegeven, die grypende wolven, waar van Iesus al gewaarschouwd heeft dat sy in schaaps-kleederen souwden komen. Sulke, waar van wy lesen Psal. XIV. 4. Hebben dan alle de werkers der ongeregtigheid geen kennisse, die myn volk opeten als of sy brood aten? Aan dit wild gedierte des velds nu, dat is, aan de woede van hetGa naar margenoot+ Antichristische beest, en die het daar mede houwden, wenscht en smeekt de kerkt, dat de ziele, dat is, het leven van haar, die de tortelduive van Iesus is, niet mogte worden overgegeven, soo datse die verscheuren, opvreten en verdelgen souwden van de aarde. En het gene de kerk onder die oneigentlyke uitdrukkingen gebedenGa naar margenoot+ had, druktse nader uit door woorden die eigentlyker zyn: Den hoop uwer elendigen vergeet niet in eeuwigheid. Sy spreekt van haar selfs en van hare mede-leden, als elendigen, enGa naar margenoot+ met regt, want sy waren in verdrukkingen en benauwdheid als een sugtende en kirrende tortelduive, sy wierden met tranen-brood gespyst, | |
[pagina 94]
| |
en gedrenkt met tranen als uit een drieling. Welke elende door desen gantschen Psalm breed genoeg word voorgesteld. Ga naar margenoot+En sy noemt een hoop syner elendigen. Even als Psal. LXVIII. 11. Uwen hoop woonde daar in. Hoewel het anders door leven kan worden overgeset, soo dat de ziele uwer tortelduive hier dan verklaart souwde worden: door het leven uwer elendigen. Ga naar margenoot+En desen hoop of het leven syner elendigen bad sy, dat hy niet souw vergeten in eeuwigheid. Dewyl een menschi als hy iemand vergeet, hem nalaat hulpe, bystand en troost te verleenen; soo ook, wanneer God schynt op te houwden van syn troost en hulpe toe te brengen, en wanneer hy niet schynt de gebeden der menschen te verhooren, dan word hy gesegt haar te vergeten. Hoewel hy anders de wagter Israëls is, die niet slaapt nog sluimert, wiens oogen de gantsche aarde doorloopen, enz. en die alle de sugtingen syner kinderen weet, en haare tranen bewaart in syne flessche. Maar egter gebeurt het dat God voor een tyd lang schynt syn volk te verlaten en te vergeten. Jes. LIV. 7. XLIX. 14. in sulken staat vond sig de kerke nu. En sy bid dat dit niet mogte duuren tot in eeuwigheid. Het had nu al eeuwen geduurt, maar sy wenscht dat het eens een einde mag hebben. Ga naar margenoot+En seker, dese bede kan niet te vergeefs zyn: want Sion mag seggen: De Heere heeft my verlaten: de Heere heeft myner vergeten; maar soo segt de Heere: Kan ook eene vrouwe hares suigelings vergeten, dat sy haar niet ontferme over de vrugt hares buiks? En of schoon dese vergate, sal ik dogh uwer niet vergeten; want ik heb u in beide myne handpalmen gegraveerd, en uwe muuren zyn steeds voor my. Jes. XLIX. 14 - 16. Zie Deut. XXXII. 40 - 43. |
|