Proef-stukken van heilige sinne-beelden. Deel 1
(1700)–Johannes d' Outrein– AuteursrechtvrijVI. Afdeeling.
| |
[pagina 25]
| |
wrogt is in de geloovige des Nieuwen Testaments. Men sie maar, het gene Hy, die in het midden van de seven gouwde kandelaren wandelt, getuigd van de eerste Christenkerk. Openb. II. 2, 3. Ik weet uwe werken, ende uwe arbeid, ende uwe lydsaamheid, ende dat gy de kwade niet en kond dragen: ende dat gy beproeft hebt de gene die sig uitgeven dat sy Apostelen zyn, ende sy zyn 't niet: ende hebtse leugenaars bevonden: ende gy hebt verdragen, ende hebt geduld: ende gy hebt om myns naams wille gearbeid, ende en zyt niet moede geworden. Maar wil men in het bysonder de vervullinge in die tyd, op welke de profetie, volgens de samenhang, slaat, welke wy hebben getoond te zyn, of den tyd, na de Romeinsche vervolgingen, of het laatste der dagen: in opsigt van het laaste konnenwe de vervulling niet aanwysen, dewylwe die tyd nog te gemoet sien Maar in opsigt van het eerste: Iemand souw konnen dese bedenking maken: dat in de tyd van en na Konstantyn de Groot de kerk wel heeft toegenomen in uitterlyke luister naar de weereld, maar soo seer niet in innerlyke deugd en welstand naar het geestelyke. En dat alsoo die belofte, soo als wy se verklaart hebben, te dier tyd niet is vervuld geworden. Dogh ik antwoorde I. Dat men weten moet, dat het meermaals gebeurd, dat de kerk, in een bysondere tyd des Nieuwen Testaments, getroost word met beloften, die algemeen eigen zyn en geschonken souwden worden aan de kerk des beteren verbonds: Jes. LIV. 13. Zach. IX. 17. Soo dat men dan de vervulling van soodanige beloften niet behoeft te soeken in die bysondere tyd, maar het genoeg is, te toonen, hoe de kerk des Nieuwen Testaments in het gemeen, soodanigen weldaad ontfangt boven 't geen plaats had in het Ouwde Testament. II. Dat de beloften somtyds wel wat breed en volstrekt liggen; die nogtans alleen in seker opsigt en in vergelykinge moeten opgevat worden. En dat diensvolgens tot aanwysing van de vervulling der selver genoeg is, dat men toone, hoe in sulken tyd die beloften bewaarheid zyn, in vergelyking met de voorgaande of volgende tyden, in welke men soo seer die beloofde saken niet heeft konnen bespeuren. III. Dat somtyds beloften gedaan worden, die soo seer niet vervuld zyn in het gemeene gros der kerke, maar in de waare geloovige, en wel alleen in sommige der selver; die vaak een klein getal uitmaken. IV. Dat somtyds wel beloften gedaan worden aan sekere tyd, die egter in die tyd in alle haar kragt en nadruk niet vervuld souwden worden, maar alleen ten deele, en welker verdere vervulling nog tot latere dagen bewaard word. Volgens dese gronden konnenwe dese belofte aanmerken met betrekking op de kerk, in en na het ophouwden der Romeinsche vervolgingen. I. Als een belofte die in de geloovige des Nieuwen Testaments in het gemeen vervuld word, dogh waar mede de kerk in die bysondere tyd vertroost word. II. Dat dese belofte in die tyd in het bysonder haare vervulling gehad heeft; dogh in sekere opsigten en in vergelyking | |
[pagina 26]
| |
van de voorgaande tyden van vervolging, en de volgende tyden van verval onder den Antichrist. III. Dog dat de vervulling niet soo seer behoeft gesogt te worden in het gros der uitterlyke belyders, maar in de waare gelovige en wel in sommige uitmuntende by uitnementheid. Immers men heeft gesien dat te dier tyd de kerk heeft kragt uit swakheid gekregen; datse de verdrukkingen te boven geworstelt, en haare verdrukkers te sterk geworden is. Dat sy selfs vol van luister en aansien geworden is na de weereld. Dat'er in die tyd en kort voor en na deselve nog veele voortreffelyke Mannen zyn geweest, die door haare hoogverligte leeringen, schriften en godsaligen wandel, wel by Arenden in de wolken, mogen vergeleken worden. Soodanige zyn geweest in het einde van de tweede eeuwe Irenaeus, Theophilus Antiochenus, Melito,Ga naar margenoot+ van welken de Geleerde Cave segt: ‘Een man vermaard niet min wegens godvrugtigheid, als geleerdheid. Hy heeft een leven geleid, dat t'eenemaal hemelsch was: en men hield het daar voor, dat hy’Ga naar margenoot+ door den Heiligen Geest onmiddelyk bestiert werd; Clemens Alexandrinus, van welken Cyrillus Alex. ende Theodoretus getuigen, ‘Dat hy was een heilig man, en alle andere overtreffende in geleertheid,’Ga naar margenoot+ alsmede Tertullianus. In de derde eeuw komen ons onder andere voor Alexander Bisschop van Kappadocia, Ammonius, van welken Hierocles getuigd, dat hy in synen tyd Θεοδίδακτος, De van-God-geleerde, pleeg genoemd te worden; Origenes, Ambrosius Alexandrinus Firmilianus, Cyprianus, Gregorius Thaumaturgus, Anatolius, Pierius. In de vierde eeuwe, die hier bysonder in aanmerking komt; Lactantius, Eusebius, Eustathius, Jacobus Bisschop van Nisibis, toegenaamd de Wyse; Athanasius, Cyrillus Bisschop van Ierusalem, Hilarius, Epiphanius, Ephraem Syrus, Basilius Magnus, Gregorius Nazianzenus, en syn broeder Caesarius, Amphilochius, Didymus Alexandrinus, Macarius, Ambrosius, Bisschop van Milanen, Hieronymus, Gelasius, Euagrius, Philastrius, Augustinus, Chrysostomus, en veel meer andere. Wil iemand ook exempelen van veele heerlyke deugden, die hebben uitgeblonken in de geloovige van dien tyd, hy lese het werksken van den geleerden Cave, genaamd eerste Christendom; insonderheid het tweede en derde deel; daar hy vele exempelen bybrengt, niet alleen uit de eerste en tweede, maar ook derde en vierde eeuwe, van der Christenen nedrigheid, en (het gene op dese plaats bysonder toepasselyk is) van der selver hemelsgesindheid; zedigheid in kleeding; matigheid in spys en drank; kuisheid, bereidwilligheid en standvastigheid (dat hier ook te pas komt;) lydsaamheid; regtveerdigheid; liefde en weldadigheid; Eendragt en vreedsaamheid; en wat diergelyke deugden meer zyn. IV. En het gene nog mogt schynen te ontbreken aan de volstrekte vervulling van dese en diergelyke beloften; daar van moet de vervulling verder gesogt worden a. In de staat der kerke in de laaste dagen. b. In den staat der heerlykheid; soo in opsigt van ieder geloovige, als in opsigt van de kerk in het gemeen. |
|