Proef-stukken van heilige sinne-beelden. Deel 1
(1700)–Johannes d' Outrein– Auteursrechtvrij
[pagina 262]
| |
Ga naar margenoot+XI. Hoofd-deel.
| |
[pagina 263]
| |
daan is, en waar op de gedagten der geoeffende verstandenGa naar margenoot+ uitloopen. De Leeser kan selfs alles beproeven; en het gene hem betoogelyk of ten minsten waarschynelyk voorkomt, behouwden. §. CXXXVII. De opsteller van het eerste en uitvoerigste tafereel is geweest de Heer Nicolaus Lydius, van wien wy inGa naar margenoot+ het voorgaande gemeld hebben. Die, indien God syn Eerw:Ga naar margenoot+ het leven langer gespaard had, voornemens was het selve breeder uit te breiden, te beschaven en te betoogen. Over eenige jaren is my daar van een afschrift medegedeeld door een Vriend; dog dewyl het niet al te nauwkeurig afgeschreven was, heeft op myn versoek my een ander afschrift toegestaan de Eerweerdige heer Henricus Lydius, Dienaar des Evangeliums te Maasdam, des Overledenen Heer Broeder; die by het oversenden dit narigt voegde, 't welk hier ook niet voorby gegaan moest worden. ‘Dat het selve alleen onder des overledens schriften gevonden is in sulken ruwheid, als het in 't eerst is ontworpen, vol van veranderingen. Soo dat men nauwelyx onderscheiden kan, wat gesteld of voorby gegaan moest worden. Wy hebben egter het selve naar ons beste vermogen afgeschreven. Men kan ligtelyk merken dat daar geen laaste schaaf over gegaan is, en derhalven sal men het selve als’ een ruwe en eerst ontworpen schets gelieven aan te sien. Dit voor af gesegd zynde, laten wy de vertaling van dese schets volgen; die in dier voegen moet gelesen worden dat men van de eerste colomme van de slinker syde een aanvang maake, alleen met tekens een deeltje of § te lesen en dan het gene daar tegen overstaat in de tweede colom; waar op volgen moet het geve daar mede overeenstemt in de derde, of de eerste colom van de volgende blad zyde en zoo voorts. |
|