Proef-stukken van heilige sinne-beelden. Deel 1
(1700)–Johannes d' Outrein– Auteursrechtvrij
[pagina 212]
| |
Ga naar margenoot+IX. Hoofddeel.
| |
[pagina 213]
| |
daar, op sig selfs aangemerkt. Daar op doelt Paulus nietGa naar margenoot+ duisterlyk, wanner Hy sinspeelt op de schepping van het ligt, 't welk het eerste was, dat God op den eersten dag wrogt; 2 Cor. iv. 6. God, die gesegt heeft dat het ligt uit de duisternisse souwde schynen, is de gene die in onse herten geschenen heeft, om te geven verligtinge der kennisse der heerlykheid Gods in 't aangesigt van Jesus Christus. En cap. v. 17. Soo dan, die in Christus is, is een nieuw schepsel; (ofte, een nieuwe scheppinge; ϰαινὴ τίσις.) Het ouwde is voorby gegaan, zie het is al nieuw geworden. Mitsgaders Eph. ii. 10. Wy zyn syn maaksel, geschapen in Christus Jesus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, op dat wy in deselve souwden wandelen. Hoedanigen taal ook David selfs gevoerd heeft. Psal. li. 12. Schep in my een rein herte, ô God! en vernieuw in het binnenste van my eenen vasten geest. AndereGa naar margenoot+ daar en tegen zyn van oordeel, dat men, om de geestelyke beduidenis van de schepping te vinden, syn oog moet hebben, niet soo seer op ieder bysonder geloovige, als wel op de Gemeinte der uitverkoornen, in haar geheel aangemerkt, en het gene God in en met betrekking op de Kerk van tyd tot tyd in deselve en in de weereld werken souwde. En sy sterken dit gevoelen met die reden, dat'er tusschen de schepping der Weereld, en de oprigting en volmaking van de Kerk in deselve, een gevoeglyker proportie en evenredigheid is, dan tusschen de schepping van de gantsche weereld, en elk uitverkoren sondaar. Sy beroepen zig bysonder op de navolgende plaatsen: Jes. lxv. 17. lxvi. 22. 2 Petr. iii. 13. Openb. xxi. 1. Hebr. 11. 5.Ga naar margenoot+ Dogh wy konnen niet sien, of het kan beide wel te samen gaan; En vinden daar in de allerdoorlugtigste ontdekking van de veelvuldige wysheid Gods. De Mensch word, in het natuurlyke selfs, een kleine weereld genoemd; wat wonder, dat in het geestelyke sulx te gelyk ook plaats | |
[pagina 214]
| |
Ga naar margenoot+grypt, dat de geestelyke schepping, in navolging van de eerste schepping, soo wel gewrogt word in elk uitverkoren sondaar, als in de Kerk in 't gemeen? Want elk geloovige is in het klein, het geen de Kerk in het groote is. De ouwde Tabernakel en Tempel was een voorbeeld niet alleen van de Algemeene Kerk, maar ook van elk geloovige; en niet alleen van elk geloovige, maar ook van de Kerk in het gemeen; bysonder die van het Nieuwe Testament. Dit selfde moet dan ook gelden ontrent de scheppinge. Immers wy lesen in de strax aangetogene plaatsen van de scheppinge van een nieuwe Hemel en een nieuwe Aarde; 't welk niet kan verstaan worden, dan met opsigt op de Gemeinte des levendigen Gods, in haar geheel aangemerkt. Het lust ons van het een en het ander eenige ontwerpen voor te stellen, en aan de overdenking en beproeving van den Godvrugtigen en Waarheid-lievenden Leeser over te laten. Ga naar margenoot+Nopens de eerste opvatting, dat de schepping der ses dagen een Sinnebeeld is van het werk Gods, in Christus door den Heiligen Geest, tot Verlossing, Bekeering en Heiligmaking van elk uitverkoren sondaar, bysonder onder de dagen des Nieuwen Testaments; daar van hebben wy voor eenige jaren tot ons eigen gebruik een Schets van over-een-komsten opgesteld; welke wy niet ongevoegelyk, een weinig nader beschaaft, hier souwden konnen inlasschen.Ga naar margenoot+ Edogh, ons is naderhand ter hand gekomen een tractaat van den vermaarde en schrandere Josua Placaeus, Hoog-Leeraar in de Schoole van Saumeurs, in de Jare 1656. na syne aflyvigheid, in het ligt gekomen, en bestaande uit sekere Akademische oefeningen, soo over de voorbeelden in het gemeen, als over het voorbeeld van de schepping in het bysonder. Hier van heb ik dienstiger geoordeelt een korte Schets, dan myne eigene gedagten, mede te deilen. Ik heb de saken soo seer bekort, en soo klaar en onder- | |
[pagina 215]
| |
scheidentlyk voorgesteld als my mogelyk was. Hier en daarGa naar margenoot+ heb ik iets met myne eigene woorden moeten byvoegen, om mynen Leeser de meining des geleerden Schryvers des te beter te doen begrypen. |
|