Nuttige besteedinge der afgebrookene uuren
(1717)–Johannes d' Outrein– AuteursrechtvrijWijze: Helaas myn zugten zyn om niet.1.
Wat zijn mijn zinnen dom en loom?
Wat zijn ‘er neevelen die my beswaaren?
Hoe blind ben ik en onervaaren?
Mijn kennis schijnt maar waan of herssens-droom,
Zo onvernuftig als yemand
Ben ik, ik heb geen menschelijk verstand,
| |
[pagina 321]
| |
De weetenschap der heil’gen ik ontbeere
Ik mis helaas!
Der wijsheid leere,
Ag! wie is zoo dwaas?
2.
Schoon ikl, o Heer! uw Woord doorzoek,
Om uw bestaan, genoegzaamheid en werken
Te leeren en regt op te merken,
Ik zie daar in als een verzeegelt boek;
Zoo ik naaspeuren wil uw Wet,
Mijn duisterheid my dat aanstonds belét,
Uw Euangely-weg ik niet bevatte,
Zoo vry en rein,
Schoon ik afmatte
Mijn onkundig brein.
3.
Wat merk mik weinig in het Woord
Op alle uw beloften, zoo getrouwe,
Het heil ik niet genoeg aanschouwe,
Daar in vervat, op dat het my bekooord’;
‘t Propheetisch woord, zoo vast en klaar,
Hoe weinig word ik Christus daar gewaar,
Waar zie ikmals den Priester dienst’lijk brandde,
Het rund of ram,
Op d’offerhande
Van ‘t onschuldig Lam?
4.
Gy roept my om uw grooten Naam,
Zelfs onder Zondaars te verheerelijken,
Aan die uw deugden te doen blijken
Door ‘t spraak-lidt, maar wat ben ik onbequaam!
Gy zegt, bewaart uw hert, daar is ‘t
Gevaar; maar ag! wie kent zijns herten-list,
Des Satans kunst, des wêrelds stout braveeren,
En valsch vermaak;
Ag! wilt my leeren,
| |
[pagina 322]
| |
Dat ik strijd’ en waak.
5.
Gy die uw Zoon tot wijsheid geeft,
Wilt mijn gemoed tog door zijn licht bestraalen,
Laat dat mijn duister hert indaalen,
Dan word mijn nagt verlicht, mijn ziel herleeft:
Had ik de keus van Salomon!
‘k Wist niets zoo dierbaar dat ik wenschen kon,
Dan wysheid, om mijns vyands-list t’ontdekken,
En my naar ‘t goed,
Steeds uit te strekken,
Dat g’aanbieden doet.
|
|