Nuttige besteedinge der afgebrookene uuren
(1717)–Johannes d' Outrein– AuteursrechtvrijWijze: Psal. 138.
Bedroefde.
1.
O God! wat ‘s uw genaade groot!
Dien gy in noodt
Quaamt neer te drukken,
Die van uw hand verlaaten scheen,
In naar geween,
Gy op wilt rukken:
Ik was gezonken in een kolk,
Een dikke wolk
Had u verborgen,
Den vyand, my te sterk en loos,
Scheen voor altoos,
My te verworgen.
| |
[pagina 287]
| |
2.
Maar in uw goe voorzienigheid,
Heeft uw beleid,
My doen erlangen,
Ter regter tyd, uw hulp en raadt,
’k Heb in mijn staat,
Uw troost ontfangen:
Gy hebt dien Broeder my beschikt,
Die my verquikt
Heeft door zijn woorden,
Gy hebt mijn hert door angst benaauwt,
Met troost bedaauwt,
Als ik die hoorde.
3.
Gy die in ‘t hooge eeuwig woont!
Uw gunst vertoont,
Aan die verbryselt
En neêrgeslaagen zijn van geest,
Dien gy geneest,
En hoog opvijselt;
Voor assche, geeft gt vreugds-cieraad,
En ‘t lof-gewaad,
Aan den bedroefde;
Gy hebt geslaagen; maar uw hand,
Alzoo mijn stand,
En werk beproefde.
4.
Gepreezen zy uw Naam! en Hy,
Die gy aan my
Hebt toe-gezonden:
Gezeegent zy zijn woord door u,
O Heer! ‘k ben nu
Op ‘t hoogst verbonden
Aan uw genaê; maak my bequaam,
Om uwen naam
Altoos te prijzen,
| |
[pagina 288]
| |
Voor ‘t heil dat gy aan mijn gemoed,
In oovervloed
Komt te bewijzen.
|
|