Nuttige besteedinge der afgebrookene uuren
(1717)–Johannes d' Outrein– Auteursrechtvrij
[pagina 206]
| |
Wijze: Psal. 74. of 116.1.
O grond’loos diep van Iesus wond’re min!
Zelfs blijkbaar aan zijn Volk in swaare proeven,
Hara toegeschikt, die hen op ‘t meest bedroeven;
Wijl hy hun zoo het schijnt verlaat daar in.
2.
Als ‘t Euangelium met weederstand,
Met lastertaal, en smaadheid word behandelt,
Bevind die Schaar’, die naar dat licht nog wandeltv,
Zig van den haat der boozen aangerandt.
3.
Of, als de dwaal-zugt heerscht, het ligt gebeurt,
(Zoo zijn vervolgde of bedampte waarheid
Word van zijn volk verdeedigt, met veel klaarheid
En kragt) dat zy dan in verdrukking treurt.
4.
Ga naar voetnootaMaar schoon zy gaan voor ‘t vuur en wáter heên,
De vlam nog vloed haar niet aanstak of smoordde;
Want eer zy roepen, hy hun stem verhoorde;
Hy is by haar, hy laat hen nooyt alleen.
5.
En worden zy naar ‘t lichhaam niet geslaakt,
Zijn magt en yver tog haar ziel behoedde;
En ‘t werkt haar al te zaam maar meê ten goede,
Wijl door zijn min haar ziel in weermin blaakt.
| |
[pagina 207]
| |
Ruste.
6.
In liefde, Iesus haar het kruis toe-schikt,
Zijn liefde maakt haar zulks een strijd-perk waerdig,
Hy maakt haar trouw, gewillig, sterk en vaerdig;
Zijn min, haar in ‘t volstandig zyn, verquikt.
7.
‘t Is niet gemeens, maar een byzond’re gunst,
Als hy hen stelt in ‘t spits, als braave knegten,
Daar Satan en de wêreld hen bevegten,
Met magt en list, met boosheid, en met kunst.
8.
Beschouwen zy dat voor-regt, en geluk,
En zig gelyk gemaakt aan Christus lyden,
Het maakt haar trouw, volstandig in het strijden,
Zoo dat zy nooyt beswijken door den druk.
9.
Dan geeven zy zig oover onbeschroomt,
Gehardt, om Iesus wil te zijn gebonden,
Gewillig; schoon ook ‘t lichhaam wierd verslonden
Door ‘s doods geweld; want niets haar lust intoomt.
10.
Dan is geen leedt zoo scherp, geen kruis zoo swaar,
Dat zy ontzien, dat zy niet konnen draagen;
Ga naar voetnootbIn swakheid, kruis en nood is haar behaagen;
Want Iesus kragt maakt zig dan oopenbaar.
11.
Iaa Iesus liefde toont haar dan de kroon.
Aan ‘t eind haars stryds en loopbaans opgehangen,
Die zy met vreugd verwagten te ontfangen,
Om met haar Hoofd te heerschen op zijn throon.
12.
Terwijl zy lijdende, als Iesus Bruidt,
Gereinigt worden van verborgen smetten,
Die in haar zijn, en ‘t beste werk omzetten,
| |
[pagina 208]
| |
En koomen als fijn goud geloutert uit.
13.
Want door den druk en veelerhande smaadt
Wordt d’aardsche lust gestrémt, al haar vermaaken
Gods kind’ren dan gemakkelijk verzaaken,
Wijl dan geen schepsels troost of hulp hen baat.
14.
Dan wordt den huichelaar ook weg geruimt,
Die zig in vreê kan onder hen vermengen,
Zijn mond-geloov dat vuur niet kan gehengen,
Hy wordt ontdekt, en van hen afgeschuimt.
|