Nuttige besteedinge der afgebrookene uuren
(1717)–Johannes d' Outrein– AuteursrechtvrijWijze: Psal. 89.1.
Gods Zoon verkeerd op aard in zeer geringen staat,
Hy Ga naar voetnootaheeft niets eigens, daar zijn hoofd zig needer laat,
Hy Ga naar voetnootbhongert, dorst, en lijdt gebrék; om zoo zijn erven,
Het regt van d’aard’, en haare volheid te verwerven;
Ga naar voetnootcArm word hy, om zijn volk zijn liefde te verklaaren,
En voor hen eeuwiglijk het ziels-goed te vergaêren.
2.
De liefde tot zijn volk, dat hy verkies, hem bragt
In Ga naar voetnootdveel verzoeking, van des Satans list en magt;
Ga naar voetnooteHy lydt, op dat hy met zijn volk had meedelyden;
Dog Ga naar voetnootfooverwint, tot haar aanmoediging in ‘t stryden;
| |
[pagina 129]
| |
Dog hoe hy word Ga naar voetnootgbekampt van ‘s duivels kragt en netten,
Hy blijft tot haaren troost, in Ga naar voetnoothalles zonder smetten.
3.
Wie Ga naar voetnoot*tot hem komt in nood, word door zijn kragtig woord
Herstélt: de blinde en de doove, ziet en hoort,
Die stom is, spreekt, die lam en kreupel zijn, die springen,
Zo dat elk stof ontfangt, om van zijn min te zingen;
Hy Ga naar voetnootireinigt en geneest, melaatsen, zieken, kranken;
Dies elk des Váders gunst door zijne komst moet danken.
4.
Zoo ‘t volgen van zijn leer’ hen brengt in Ga naar voetnootkhongers-nood,
Zijn min haar wonderlijk verzaadt met weinig broodl
Die Ga naar voetnootlbooze geesten heeft, daar worden s’ uitgedreeven;
Die Ga naar voetnootmal gestorven zijn, brengt hy weer in het leeven;
Riekt Lasarus alreeds, zijn liefde zal hem trekken,
Om den gestorv’nen met een woord uit ‘t graf te wekken.
I. Ruste.
5.
Is Ga naar voetnoot*yemants zielen-oog berooft van ‘s Hemels licht,
Zijn liefde schenkt aan hen het Ga naar voetnootngeestelijk gezicht;
Is yemants hert door smert en droefheid neergezeegen,
| |
[pagina 130]
| |
Beangstigt, raadeloos en met zig zelv verleegen,
Hy wil Ga naar voetnootoneêrslagtigen oprigten uit verschrikken,
Vertroosten in haar leedt en lieffelijk verquikken.
6.
Den Armen kondigt in zijn Euangely aan,
Zijn liefde lokt hen, om in nood tot hem te gaan;
Hy roept, Ga naar voetnootpKomt herwaarts, die vermoeyt zyt en belaaden,
Ik geev’ u zielen-rust, ik zal uw lust verzaaden:
Myn jok is lieffelyk, myn last ligt, om te beuren,
Al wie die op zig neemt, zal om zijn keus nooyt treuren.
7.
Die Ga naar voetnootqgeest’lyk hongeren, verleent hy zielen-spys,
Die dorsten, schenkt hy drank; maar op een wond’re wijs,
Want hy vertoont dat niets ‘t verdérf der ziel verhoeden
Kan, dan zijn dood, zijn vleesch hun ziels gebrek zal voeden,
Zijn bloed drenkt hen: wie kon ooyt hooger min bedenken,
Dan dat Gods Zoon zig zelv tot spys en drank wil schenken?
8.
Ga naar voetnootrHy zoekt die schaapen op, die elk verlooren agt,
Die Hy om-armt, en heeft ter schaaps-kooy toegebragt:
Hy schroomt geen omgang van veragte tollenaaren,
Om zijn verkooren volk uit hen ook te vergaêren;
Ga naar voetnootsHy breekt geen riet alreeds gekneust, nog wil verdooven
d’Ontvonkte vlaswiek, en die swak zijn in ‘t gelooven.
| |
[pagina 131]
| |
Word zijn Discipulen van ‘t Pharizeeuze rot
Verweeten, dat zy stout afwijken van ‘t gebodt,
Als zy Ga naar voetnoottdoor honger op den Sabbath airen plukken,
Hy vat het voor hun op, hy laatse niet verdrukken.
Ga naar voetnootvBerispt men hen ‘t verzuim van ‘t hand-gewas en ‘t vasten,
Hy staat haar voor, om hen van alle smaad’ t’ontlasten.
10.
Zijn gansche leeven is een schets van zuiv’re deugd,
Nooyt lyder komt tot hem, of gaat van hem verheugd:
Hy doet op al zijn volk zijn liefde neederdaalen,
Volmaakte liefde ziet men in zijn doen uitstraalen;
Op dat zijn liefdens-wet wierd in haar hert geschreeven,
Wil hy een Ga naar voetnootwonbevlékt voorbeeld van liefde geeven.
11.
Min, vol verdiensten, druk thy in zijn leeven uit,
Op dat hy dus den Geest verworf voor zijne Bruidt;
En met zijn heil, en gunst, haar kon zeer ruim vermaaken,
Zal hy voor Ga naar voetnootxhaar des nagts in den gebeede waaken,
En draagen zorg, dat geen van al zijn uitverkooren
Geliefde schaar, ooyt ging door ‘s vyands-list verlooren.
II. Ruste.
12.
Die tot Ga naar voetnoot*hem komt geveinst, word lieffelijk ontdékt;
| |
[pagina 132]
| |
En schoon zijn trouwen ernst ten onregt haat verwekt,
Hy laat niet na, om hen te roepen, en te raaden,
Zy zouden tog zijn gunst niet reukeloos versmaaden.
Verwerpt men hem, nog laat zijn min zig niet beteug’len,
Hy lokt hen onder de beschutting van zijn vleug’len.
13.
Mist hy met zijn gevolg een vriendelijk onthaal,
Begeert men dat op het ondankbaar Vlek neerdaal
Ga naar voetnootyEen vuur dat haar verteert, als eens vermogt Elias,
Hy toomt hen in, en leert hoe hy, als Vorst Messias,
Niet komt tot ‘s volks verdérf, maar hen wil schenken ‘t leeven.
En zegt; Ga naar voetnootzGy weet niet van wat geest hy word gedreeven.
14.
Indien den Ioodschen Raad vergramt haar dienaaers schikt,
Om hem te vangen, ziet! die worden zelv verstrikt
Door ‘t lieflijk woord, dat van zijn aangenaame lippen
Afvloeyt: zy laaten hem gemakkelijk ontglippen,
Erkennende, dat nooyt Ga naar voetnootaaeen mensch alzoo kon spreeken,
Hoe zeer ook ‘t nydig rot daar oover is ontsteeken.
15.
Hy, daar de volheid Gods lichhaamentlijk in woont,
Lydt weer’loos, dat men ‘t grootst der liefdens wond’ren hoont,
| |
[pagina 133]
| |
Als hy verlost, die stom, doof, blind, is, en bezeeten,
Van Satans magt, hem word door d’add’rentong verweeten,
Ga naar voetnootbbDat hy het doet door kragt, van d’oppervorst der hellen;
Schoon zijne wraak hen kon ter zelver stond neervellen.
16.
Een Iudas. ‘t snoodst gedrogt, dat ooyt de zon bescheen,
Die swanger met verraad, geveinst, tot hem durft treên,
Gedoogt hy, dat hem naakt, en kust zijn reine wangen,
Dog zal, tot straf, geen woord van weederwraak ontfangen.
Hy zegt maar, als die zoekt zijn (wraak-lust) te verzaaden,
O vriend! waar toe komt gy des menschen Zoon verraaden?
17.
Schoon Ga naar voetnootddMalchus, hulp-genoot der bende die hem vangt,
Door Petrus yver-swaerd, in drift, een wond ontfangt,
En ‘t oor verliest, nog wil hy ‘s vyands smert wel heelen,
En die hem grypen, als het waar’, met liefde streelen;
Ia, schoon zijn woord, de schaar’ kan neêrslaan en verslinden,
Hy lijdt nogtans, dat zy weer opstaan en hem binden.
| |
[pagina 134]
| |
Zelfs, die hem hebben aan het vloek-hout zeer verwoedt,
Met scherpe naagelen doorklonkene, hand, en voet;
Daar Ga naar voetnooteebid hy voor, en zegt, ô Vader wilt vergeeven
Het geen van hem aldus onweetend word bedreeven;
Dus wil hy, die zijn volk hun haaters leerde minnen,
In eigen voorbeeld, die volmaakte wet beginnen.
|
|