Nuttige besteedinge der afgebrookene uuren
(1717)–Johannes d' Outrein– Auteursrechtvrij
[pagina 126]
| |
Wijze: Psal. 23.1.
Wel aan mijn ziele! wilt de liefde prijzen,
Die Christus aan zijn volk quam te bewijzen;
Op dat hy zig vol menschen-min vertoone
Word God de eeuwige, des menschen Zoone,
Het Ga naar voetnootamagtig Woord wil hy zig in ‘t vleesch verbergen.
Wat schepsel kon die min, zijn Schepper vergen?
2.
Wiens grootheid zelf de Heem’len niet omvangen,
Ga naar voetnootbWord in de schoot van eene maagd ontfangen,
Die ten Paleis had ‘s Hemels heerlijkheeden,
Daar hem volmaakten glans en lof bekleedden
Van ‘t zalig Eng’len-tal, in ‘s Hémels Chooren;
Daalt needer, en word in een stal gebooren.
3.
Gestommelt Ga naar voetnootcin een kribb’; in doek gewonden,
Ga naar voetnootdEn in gelykheid van het vleesch gevonden,
In veel geringheid en lijfs-arremoede;
Hoewel hy Ga naar voetnootealles schiep, wel-deed en voede:
Hy zocht uit eigen-min, geen eer nog agting,
Zijns Vaders eer alleen, is zijn betragting.
4.
Die Ga naar voetnootfOpper-rigter, die beveelen zetten
Kan aan de aard’, verpligt zig aan de wetten
| |
[pagina 127]
| |
Der Ga naar voetnootgscháduwen en Ga naar voetnoothliefde, hy doet blijken,
Dat hy dat swaare jok niet wil ontwijken;
De min tot God en ‘t menschdom wil hy toonen:
Niet slegts zijn volk, maar die ook die hem hoonen!
Ruste.
5.
Hy moet al vroeg en in zijn kindsche jaaren,
Ter liefde van zijn volk, met smert ervaaren,
Wat d’afgunst en het wreevelig benijden,
Van een eer-zugtig Vorst, hem kan doen lijden;
Al zal hy nooyt naar aardsche hoogheid streeven,
Word hy nogtans in ballingschap verdreeven.
6.
Die Israël had uit de slaavernye
Van Pharao en al zijn dwingelandye
Verlost; en Canaän haar deed be-erven;
Moet uit zijn land en naar Egipten swerven,
Van vriend en maag, en van zijn lands-genooten
Verlaaten, en in lijfs-gevaar verstooten.
7.
Ga naar voetnootiHeródes waant, men wil zijn ryk beloeren,
Bloed-dorst en heersch-zugt zal zijn drift vervoeren,
Ga naar voetnootkTot d’allerwreedste moord, om Rachels kind’ren
Te slagten, en haar na-kroost te vermind’ren;
Dog zulk een boosheid, nooyt Gods wraak ontslipten,
Ga naar voetnootlHy sterft! God roept zijn Zoon weer uit Egipten.
8.
Dog schoon hy is, naar regt, gebooren Kóning,
Hy mijdt Ierusalem, en kiest ten wooning
Ga naar voetnootm’t Veragte Nazareth; dat wil hy eeren,
Met zijn opvoeding, en aldaar verkeeren:
Daar ziet men zijne jeugd in wijsheid bloeyen,
| |
[pagina 128]
| |
En in genaê, by God, en mensch opgroeyen.
9.
O Iesus lief! wat heeft u tog bewoogen,
Dat Gy aldus bedekt uw hoog vermoogen?
En niet alleen als mensch, by ons wilt leeven,
Maar in een dienstknegts-staat u wilt begeeven
Op aarde? Niets en deed u zulks beginnen,
Als uw vrywillig en volstandig minnen.
|