Nuttige besteedinge der afgebrookene uuren
(1717)–Johannes d' Outrein– AuteursrechtvrijWijze: Psal. 2.1.
Barmhertig God! en algenoegzaam Heer!
En die niet waerd is zig Ga naar voetnootauw kind te noemen,
Werpt zig démoedig voor uw voetbank neer,
Hoewel gy hem regtvaerdig moogt verdoemen:
| |
[pagina 64]
| |
Hy vind in zijn bedroefde staats beseffen
Zig zo gestelt Ga naar voetnootbals d’armen Tollenaar,
Die d’oogen niet en durft ten Hémel heffen,
En nogtans maakt zijn ziels-nood oopenbaar.
2.
Ag! Heer! ik ben benaauwt en ooverstelpt,
Ik kan mijn Ga naar voetnootcziel niet houden by het leeven,
Ten zy gy toe-treedt en my gunstig helpt,
En my genaadig wilt mijn schuld vergeeven;
Ten zy dat gy uw Vaderlijk mee-doogen
My maakt bekent, en mijne ziel verquikt,
Moet t’ondergaan mijn hoope en vermoogen;
Wijl my uw regt verbaast maakt en verschrikt.
3.
Ag! ziet my aan in ‘t ooverdierbaar bloed
Uws Zoons, dat gy tog aanbiedt tot verzoening,
Vertroost daar door mijn zeer ontrust gemoed,
Neem daar door weg mijn schulden en misdoening:
Dien Balsem Gileads laat my geneezen,
Ag! zegt tot my, hebt goeden moed! uw schuld,
Die uw vertzaagt maakt, en omringt met vreezen,
Is weg genoomen, door mijns Zoons geduld.
4.
Ag! doet my dat welriekend Offer-lam,
(Dat uwen toorn ten vollen heeft gedraagen,
En al den last der zonden op zig nam,
En dus uw volk heeft van haar schuld ontslagen)
Met d’oogen des geloofs alzoo aanschouwen,
En my toe-eigenen; tot ik uw vreê
In my bevind, en maak dat mijn vertrouwen
Gerust blijv’ steunen op zijn bloed en beê.
5.
Leer my betragten wat u welbehaagt,
Doe my uw min betuigen en vertoonen,
Laat my in uwen dienst nooyt zijn vertraagt,
| |
[pagina 65]
| |
Beziel mijn zinnen, wilt mijn hert bewoonen,
Maakt al mijn lichhaams leên tot waapentuigen,
Daar uw geregtigheid door word volbragt,
Laat my daar toe uit Iesus volheid zuigen
(Als waarheid, weg en leeven,) alle kragt.
|